HEY Technische automatisering lessen

Technische automatisering
1 / 66
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 66 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Technische automatisering

Slide 1 - Tekstslide

TA.1 Automatische systemen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je begrijpt hoe metingen geautomatiseerd kunnen worden.

Je kan uitleggen welke soorten automatische systemen bestaan en wat de functies van de onderdelen van zo'n systeem zijn.

Je kan het blokschema van een automatisch systeem opstellen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat meet buienradar?
Wat doet het met de gegevens?
Wat zie je?

Slide 5 - Open vraag

Automatische systemen
Sensor meet een bepaalde grootheid.

Proces is de keten van gebeurtenissen.

Systeem alle onderdelen die samen ervoor zorgen dat het proces goed verloopt.

Slide 6 - Tekstslide

Blokschema's

Slide 7 - Tekstslide

Sensor: een grootheid die je kunt meten?Actuator: apparaat die iets uitvoert 
Systeem: van sensor, proces naar uitvoering 

Invoerblok: binnenhalen van gegevens d.m.v. sensor
Verwerkingsblok: vergelijkt waarden die binnenkomen
Uitvoerblok: voert de gewenste actie uit 
Actuator: apparaat die iets uitvoert 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Inbraakalarm
Wat is hier de invoer, de verwerking ?en de uitvoer?

Slide 10 - Open vraag

Verschillende soorten systemen
Een meetsysteem geeft alleen een waarde aan.
Bijvoorbeeld: een digitale thermometer.
Invoer
Temperatuur registreren en omzetten naar spanning
Verwerking
Spanning digitaliseren
Uitvoer
Waarde weergeven op het display

Slide 11 - Tekstslide

Verschillende soorten systemen
Een stuursysteem geeft een signaal door.
Bijvoorbeeld: een brandstofmeter.
Invoer
#brandstof registreren en omzetten naar spanning
Verwerking
Spanning digitaliseren, waarde vergelijken
Uitvoer
Waarschu-wingslampje wel/niet laten branden

Slide 12 - Tekstslide

Verschillende soorten systemen
Een regelsysteem kan zelf automatisch actie nemen.
Bijvoorbeeld: oven voorverwarmen.
Invoer
Temperatuur registreren en omzetten naar spanning
Verwerking
Spanning digitaliseren, waarde vergelijken
Uitvoer
Verwarmings-element aan/uitzetten

Slide 13 - Tekstslide

  • Een meetsysteem meet alleen
  • een stuursysteem heeft ook een actie
  • een regelsysteem heeft ook terugkoppeling (thermostaat)

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
TA.1 Automatische systemen
Lezen: 4 t/m 6
Maken: 1 t/m 6
Samenvatten: TA.1

Slide 15 - Tekstslide

TA.2 Invoer

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerkcheck
TA.1 Automatische systemen
Lezen: 4 t/m 6
Maken: 1 t/m 6
Samenvatten: TA.1

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kan een meting geschikt maken, zodat een automatisch systeem het kan verwerken.

Slide 18 - Tekstslide

Sensoren ijken

Een automatisch systeem kan alleen werken met elektrische signalen. Als we naar het voorbeeld van de thermostaat kijken, is er een component aanwezig in de thermostaat, die de grootheid Temperatuur kan meten. Zo'n component heet een sensor.

In het geval van de thermostaat, is de sensor een temperatuursensor. Die zet de gemeten grootheid Temperatuur om in een elektrische sensorspanning.

Slide 19 - Tekstslide

Sensor ijken


Om een sensor te kunnen gebruiken, moet die eerst geijkt worden. Dit betekent dat de sensorspanning ten opzichte van de gemeten eenheid moet worden bepaald.

In het geval van een temperatuursensor, wordt de sensor in een volume heet water gezet en daarbij een thermometer geplaatst. De sensorspanning wordt nu gemeten met een voltmeter, tegelijkertijd met de temperatuur.
Sensorkarakteristiek = diagram van invoervariabele tegen uitvoervariabele

IJkkromme = lijn in de sensorkarakteristiek

Slide 20 - Tekstslide

Eigenschappen van sensoren
3 eigenschappen van sensoren:
  • Gevoeligheid (steilheid ijkkromme)
  • Nauwkeurigheid (maximale afwijking) 
  • Bereik (laagste tot hoogste waarde)

Slide 21 - Tekstslide

beweging wordt gedetecteerd 
er ontstaan een sensorspanning 
 
een sensor is een schakeling met een ohmse weerstand en een component die gevoelig is voor een bepaalde natuurkundige grootheid

beweging = spanning
ja / nee - signaal

Slide 22 - Tekstslide

3 sensoren
- windsensor
- temperatuursensor
- neerslagsensor 

bij elke natuurkundige waarde, hoort een bepaalde spanning

Slide 23 - Tekstslide

Invoer
Verwerking
Uitvoer
Temperatuur-sensor
Omzetten sensorspanning in getal
Cijfers weergeven op display
IR-sensor
Vergelijk sensorspanning met normale waarde
Alarmbel gaat rinkelen
Neerslagsensor
Vergelijk sensorspanning met ingestelde waarde
Ketel slaat aan of niet

Slide 24 - Sleepvraag

Aan de slag!
TA.2 Invoer
Lezen: 8 t/m 9
Maken: 7 t/m 9
Samenvatten: TA.2

Slide 25 - Tekstslide

TA3. Verwerking 
Les 1

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk
TA.2 Invoer
Lezen: 8 t/m 9
Maken: 7 t/m 9
Samenvatten: TA.2

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert werken met een systeembord;
Je leert hoe je de verschillende onderdelen van het systeembord kunt gebruiken om zelf een automatisch systeem te maken.

Slide 28 - Tekstslide

Systeembord

Slide 29 - Tekstslide

Systeembord


Op het systeembord zijn de bekende onderdelen aanwezig; invoer, verwerking en uitvoer.



Systeembord wordt aangesloten op 230 V (stopcontact) en zet dit om naar 5,0 V.

Verwerking geeft laag signaal (<1,0 V) of hoog signaal (>3,0 V). Laag wordt aangegeven met 0, hoog met 1. Dit is een binair (tweewaardig) signaal.

De signaallampjes in het uitvoerdeel gaan branden wanneer zij een hoog signaal toegevoerd krijgen.

Slide 30 - Tekstslide

Welke signalen zijn er?

- Hoog en Laag (ook wel aan of uit), nog korter:  1 of
- Continu en discreet.
- Continu kan alle mogelijke waarden aannemen.
- Discreet  aan of uit (2 waarden dus, kunnen er ook meer zijn).
- Bij discreet komt het binair tellen om de hoek kijken 
- Binair: is dus dus een 0 of een 1   (Bi = twee)

Slide 31 - Tekstslide

Systeembord

Op het systeembord zijn de bekende onderdelen aanwezig; invoer, verwerking en uitvoer.



Comparator

Bij het onderdeel verwerking staat een transistor die wij niet gebruiken en de werking niet van hoeven te weten.

Daarnaast een comparator. Op de ingang van de comparator wordt de spanning van een sensor of een variable spanning gezet. De comparator vergelijkt die spanning met een ingestelde waarde (aan de draaiknop, tussen 0-5 Volt). 

Als binnengekomen spanning lager dan de ingestelde waarde is, geeft de uitgang van de comparator een LAAG signaal (0 Volt, binair 0).  

Als binnengekomen spanning hoger dan de ingestelde waarde is, geeft de uitgang van de comparator een HOOG signaal (5 Volt, binair 1). 

LET OP: na een sensor of variable spanning komt ALTIJD een comparator.

Slide 32 - Tekstslide

Systeembord

Op het systeembord zijn de bekende onderdelen aanwezig; invoer, verwerking en uitvoer.



Invertor
Een invertor zet een HOOG signaal aan de ingang om in een LAAG signaal bij de uitgang en andersom.
Zie de waarheidstabel in BINAS T17C.




Slide 33 - Tekstslide

Systeembord

Op het systeembord zijn de bekende onderdelen aanwezig; invoer, verwerking en uitvoer.



Verwerkingselementen

Een EN-poort heeft twee ingangen en een uitgang. Alleen wanneer beide ingangen HOOG zijn, is de uitgang HOOG. In alle andere combinaties is de uitgang LAAG. 
Zie voor de waarheidstabel BINAS tabel 17C.

Een OF-poort heeft twee ingangen en een uitgang. Alleen wanneer beide ingangen LAAG zijn, is de uitgang LAAG. In alle andere combinaties is de uitgang HOOG. Zie voor de waarheidstabel BINAS tabel 17C.

Een geheugencel heeft twee ingangen, "set" en "reset".
Wanneer er een kort HOOG signaal op de "set" komt, geeft de uitgang een continu HOOG signaal, ook als de "set" niet meer ingedrukt wordt. Wanneer er kort op de  "reset" gedrukt wordt, wordt ook het continue HOGE signaal gestopt.

Slide 34 - Tekstslide

Waarheidstabel
A
B
output
Van een EN-poort

Slide 35 - Tekstslide

Wat als je twee signalen/sensoren wilt hebben voor 1 uitvoering?
Sleep dit naar de juiste plek

Slide 36 - Sleepvraag

Wat als je wilt dat het lampje brandt bij 0 i.p.v. 1 (bijvoorbeeld bij lage temperatuur)
Sleep dit naar de juiste plek

Slide 37 - Sleepvraag

Wat als je wilt dat een lampje blijft branden, ook al is het signaal weer 0 geworden?
Sleep dit naar de juiste plek

Slide 38 - Sleepvraag

Opdrachten
Lezen TA 3
Maken opdr. 10, 11, 12, 13

Slide 39 - Tekstslide

TA3. Verwerking 
Les 2

Slide 40 - Tekstslide

Huiswerkcheck
Lezen TA 3
Maken opdr. 10, 11, 12, 13

Slide 41 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert werken met een systeembord;
Je leert hoe je de verschillende onderdelen van het systeembord kunt gebruiken om zelf een automatisch systeem te maken.

Slide 42 - Tekstslide

Als er geluid is, gaat een lampje branden.
Je hebt dan nodig:
A
geluidssensor, lampje, comperator
B
geluidssensor, lampje, comperator, invertor
C
D
geluidssensor, lampje, geheugencel

Slide 43 - Quizvraag

Een geheugencel onthoudt.
De cel onthoudt dat:
A
er ooit op de reset een HOOG (binair=1) signaal is geweest
B
er een LAAG (binair=0) signaal op de set staat
C
er ooit op de set een HOOG (binair=1) signaal is geweest
D
er een HOOG (binair=1) signaal op de set staat

Slide 44 - Quizvraag

Kies de juiste formulering:
A
een comperator maakt van een continu signaal een binair signaal
B
een comperator maakt van een binair signaal een continu signaal
C
een comperator maakt van een continu signaal een octaal signaal
D
een comperator maakt van een octaal signaal een continu signaal

Slide 45 - Quizvraag

Systeembord


- Comparator
- EN-poort
- OF-poort
- Invertor

Binnen het systeembord zijn de onderdelen invoer, verwerking en uitvoer aanwezig. Binnen de onderdelen van verwerking wordt met een 0 en 1 gecommuniceerd. Dit vertaalt zich naar 0 V en 5 V of naar een LAAG en HOOG signaal.

Kijk goed naar de symbolen, deze gebruik je ook in je tekeningen






Slide 46 - Tekstslide

Klassikale opgave
Opgave 1
Je hebt de beschikking over een systeembord waarop je alle onderstaande poorten kunt vinden en waarmee je alle onderstaande scheklingen kunt maken. Stel (daar waar mogelijk) een waarheidstabel op voor onderstaande poorten en schakelingen (in1 en in2 zijn ingangen, en uit is de uitgang).








Opgave 1 (vervolg)




Slide 47 - Tekstslide

Aan de slag!
TA.3 Verwerking
Lezen: 11 t/m 14
Maken: 14 & 15
Samenvatten: TA.3

Slide 48 - Tekstslide

TA.4 Uitvoer
Les 1

Slide 49 - Tekstslide

Huiswerkcheck
TA.3 Verwerking
Lezen: 11 t/m 14
Maken: 14 & 15
Samenvatten: TA.3

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kan de uitvoer op een systeembord gebruiken
Je kan binaire getallen omzetten naar decimale getallen en omgekeerd.

Slide 53 - Tekstslide

Binair tellen
  •  Computers werken binair (met 1 en 0). Dit is een manier om te kunnen tellen.
  • Binair telt met de machten van twee:
met binair kun je met weinig cijfers tot zeer hoge getallen tellen! 

Slide 54 - Tekstslide

Systeembord kan alleen 0 en 1 als signaal geven: binair
Hoe kun je dan tellen?
Decimaal getal
Binair getal

Slide 55 - Tekstslide

De teller
De uitgangen 8, 4, 2 ,1  
Machten van 2

Slide 56 - Tekstslide

Stel, teller staat op 5 
binaire code bij 5 = 0 1 0 1       
er komt dan een signaal bij uitgang 4 en 1
Als je elke uitgang op een led aansluit, zullen alleen de ledjes van 4 en 1 branden

Slide 57 - Tekstslide

Pulsenteller resetten
Ook wordt het aantal pulsen wat geteld 
wordt, aangegeven via een display, van 
0 t/m 9 pulsen, zie figuur hiernaast.

De "reset" kan gebruikt worden om het aantal
pulsen te herstarten. Stel dat je maar 4 pulsen wilt
tellen, dan sluit je de 4 van de uitgang (zie figuur
hieronder) aan op de "reset". 




Je zal dan in het display continu 4 pulsen geteld zien
worden, beginnend bij 0;
0 - 1 - 2 - 3 - 0 - 1 - 2 - 3 - 0 - 1 - 2 - 3 - etc...

Slide 58 - Tekstslide

Pulsgenerator
De pulsgenerator is een invoerelement wat een
discreet signaal als uitgang geeft, met HOGE ( 1 )
pulsen en LAGE ( 0 ) pulsen, zie afbeelding hieronder. 







Met de frequentie in Hz geef je aan hoeveel pulsen in
een seconde er gegenereerd worden. Dus met 1 Hz
krijg je 1 (HOGE en LAGE) puls per seconde, met
10 Hz, 10 (HOGE en LAGE) pulsen per seconde. 

Slide 59 - Tekstslide

Het relais
Met een relais kun je als een schakelaar gebruiken om een apparaat AAN en UIT te zetten.
  • Buitenlampen

  • Startmotor
  • Alarmen




Slide 60 - Tekstslide

Wanneer een relais?
Een relais gebruik je als de actuator een hoge stroom/spanning nodig heeft

Slide 61 - Tekstslide

Opdrachten
TA.4 Uitvoer
Lezen: 16 t/m 18
Maken: 16 t/m 20
Samenvatten: TA.4

Slide 62 - Tekstslide

TA.4 Uitvoer
Les 2

Slide 63 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kan de uitvoer op een systeembord gebruiken
Je kan binaire getallen omzetten naar decimale getallen en omgekeerd.

Slide 64 - Tekstslide

Bespreken
TA.4 Uitvoer
Lezen: 16 t/m 18
Maken: 16 t/m 20
Samenvatten: TA.4

Slide 65 - Tekstslide

Aan de slag!
TA.4 Uitvoer
Lezen: 16 t/m 18
Maken: 21 t/m 22
Samenvatten: TA.4

Slide 66 - Tekstslide