H3 -- 15-05-2025

H3 -- 15-05-2025
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H3 -- 15-05-2025

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

How are you today? 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which cat meme are you today?
1
2
3
4
5
6
7
8
9

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Direct & Indirect Speech
Grammar

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe en indirecte rede
Directe Rede
  • Wat iemand letterlijk zegt.
    "I do not know him."

Indirecte rede
  • Een soort verslaggeving van wat iemand zei.
    He said he didn't know him.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van directe naar indirecte rede:
Doen we ook in het Nederlands:

  • Ik hou van Mary. > Hij zei dat hij van Mary hield.
  • I love Mary. > He said (that) he loved Mary.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van directe naar indirecte rede:
2 belangrijke zaken

  • In welke tijd staat het werkwoord in de directe rede?
  • Zijn er nog andere onderdelen die veranderd moeten worden?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1
In welke tijd staat het werkwoord in de directe rede?
  • Present Simple
  • Past Simple
  • Present Perfect
  • Hulpwerkwoord in tegenwoordige tijd (can, will, etc.)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2
Op het moment dat je dat weet, kun je het werkwoord 1 stap in de verleden tijd zetten:
  • Present Simple > Past Simple
  • Past Simple > Past Perfect
  • Present Perfect > Past Perfect
  • Hulpwerkwoord in tegenwoordige tijd > Hulpwerkwoord in de verleden tijd

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3
Controleer: Klopt de zin nu?
  • Voorbeeld: Peter zegt tegen jou: "I cannot come to your party."
  • Dit verander je naar: Peter said I could not come to your party.

  • Fout! Wat moeten we nog controleren en eventueel aanpassen?
  • onderwerpen
  • bezittelijke voornaamwoorden
  • meewerkende voorwerpen
  • lijdende voorwerpen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3
Verander de juiste voornaamwoorden in de zin:
  • "I cannot come to your party."
  • Peter said I could not come to your party.

  • Peter said he could not come to my party.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet wat je hoort in de indirecte rede.
Begin de zin met: She said

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet wat je hoort in de indirecte rede.
Begin de zin met: Peter promised

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet wat je hoort in de indirecte rede.
Begin de zin met: Michelle mentioned

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet wat je hoort in de indirecte rede.
Begin de zin met: The teacher stated

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet wat je hoort in de indirecte rede.
Begin de zin met: She said

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende zin in de indirecte rede:
"My father saw you last night."
Begin je zin met: He told me

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende zin in de indirecte rede:
"My sister danced all night."
Begin je zin met: She said

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende zin in de indirecte rede:
"Michael knows everything about science."
Begin je zin met: Our teacher mentioned

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende zin in de indirecte rede:
"She will not be at home."
Begin je zin met: Dad said Mum

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende zin in de indirecte rede:
"I loved school as a kid."
Begin je zin met: I remembered

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1st and 2nd Conditionals

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What do you already know about conditionals?

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

What are Conditionals?
Conditionals are sentences that express a condition (voorwaarde) and its result.

Slide 26 - Tekstslide

Introduce the concept of conditionals and provide examples for the students.
1st Conditional
The 1st conditional is used to talk about real or possible situations in the future.

Slide 27 - Tekstslide

Explain the usage of the 1st conditional and provide examples for the students.
1st Conditional Example
If it ... (rain) tomorrow, I ... (stay) at home.

Slide 28 - Tekstslide

Provide an example of the 1st conditional and ask the students to identify the condition and result.
Form of 1st Conditional
If it rains tomorrow, I will stay at home.
If + present simple, will + base verb

Slide 29 - Tekstslide

Explain the form of the 1st conditional and provide examples for the students.
2nd Conditional
The 2nd conditional is used to talk about unreal or unlikely situations in the present or future.

Slide 30 - Tekstslide

Explain the usage of the 2nd conditional and provide examples for the students.
2nd Conditional Example
If I.. (have) a million dollars, I.. (travel) the world.

Slide 31 - Tekstslide

Provide an example of the 2nd conditional and ask the students to identify the condition and result.
Form of 2nd Conditional
If I had a million dollars, I would travel the world.
If + past simple, would + base verb

Slide 32 - Tekstslide

Explain the form of the 2nd conditional and provide examples for the students.
1st vs. 2nd Conditional
The 1st conditional talks about real or possible situations while the 2nd conditional talks about unreal or unlikely situations.

Slide 33 - Tekstslide

Highlight the difference between the 1st and 2nd conditionals for the students.
1st vs. 2nd Conditional
The 1st conditional talks about real or possible situations while
If it rains tomorrow, I will stay at home.

 the 2nd conditional talks about unreal or unlikely situations.
If I had a million dollars, I would travel the world.

Slide 34 - Tekstslide

Highlight the difference between the 1st and 2nd conditionals for the students.
1st vs. 2nd Conditional
Important note!
The two sentences can be reversed:

If it rains tomorrow, I will stay at home.
I will stay at home, if it rains tomorrow.
 

Slide 35 - Tekstslide

Highlight the difference between the 1st and 2nd conditionals for the students.
If Diecke... (not/to leave) by 4 PM, she..... (not/to catch) the train.
A
leaves - won't catch
B
doesn't leave - catches
C
doesn't leave - won't catch
D
leaves - catches

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If Naomi.......(to help) her friend, she.....(to feel) happy.
A
helps - feels
B
will help - feels
C
will help - will feel
D
helps - will feel

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If Stijn.........(to start)now, he........(to finish) first.
A
starts - finishes
B
starts - will finish
C
will start - finish
D
will start - will finish

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2nd conditional!
If Jip and Isis..... (to become) famous, they .....(to forget) us.
A
become - forget
B
became - would forget
C
become - would forget
D
became - will forget

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2nd conditional
If Giel....(to clean) his room, his mom.....(not/to hide) his PS5.
A
cleans - hides
B
cleaned - hid
C
will clean - will hide
D
cleaned - wouldn't hide

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies