In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Verzorging: veiligheid thuis
Verzorging voor jou, thema 5, les 4
Slide 1 - Tekstslide
Veiligheid thuis.
Heel veel ongelukken gebeuren thuis. Daarvoor moeten elk jaar ongeveer 225.000 mensen naar een arts. Elk jaar overlijden ongeveer tweehonderd mensen door een ongeluk in huis.
Dit komt door:
- onveilig gedrag
- onveilige omgeving
- onveilig materiaal
Slide 2 - Tekstslide
Hoeveel mensen overlijden er per jaar door een ongeluk(je) in hun eigen huis?
A
100
B
200
C
50
D
300
Slide 3 - Quizvraag
Gedrag, omgeving en materiaal.
Met onveilig gedrag wordt roekeloosheid bedoeld. Bijvoorbeeld het gas van het fornuis per ongeluk aan laten staan. Of jezelf verwonden tijdens het koken.
Met een onveilige omgeving wordt de ruimte bedoeld. Bijvoorbeeld een hoge trap in huis, zonder traphekje om je kleine kind achter te houden.
Met onveilig materiaal worden spullen bedoeld die niet goed zijn. Een kapot elektrisch apparaat, of een fles schoonmaakmiddel met chemicaliën erin.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van onveilig gedrag?
A
Een lampje die veel te heet wordt, en na twee uur uit elkaar knapt.
B
Een schommel waarvan het touw niet zo sterk meer blijkt te zijn als vroeger.
C
Een blender die kapot gaat, en daarbij een elektrische schok afgeeft.
D
Een hout-zaag gebruiken om een metalen buis door te zagen.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een onveilige omgeving?
A
Chloor in het keukenkastje dat er vrolijk uit ziet, zoals een fles frisdrank.
B
Het kabeltje van een lamp dat doormidden wordt gebeten door je huisdier.
C
Een badkamervloer die
kletsnat is na het douchen.
D
Een hamer die beschadigd is en spullen bekrast.
Slide 6 - Quizvraag
Hoe kan dit veiliger?
Slide 7 - Open vraag
Hoe kan dit veiliger?
Slide 8 - Open vraag
Waarom
is dit
onveilig?
Slide 9 - Open vraag
Soms heb je een huishoudtrap nodig. Gebruik altijd een veilige trap. Deze staat stevig, zodat het niet omvalt.
Een veilige trap heeft ook brede treden en een beugel. Zodat je je kan vasthouden.
Slide 10 - Tekstslide
Welke is veiliger?
A
De zilveren trap.
B
De zwarte trap.
C
Ze zijn even veilig.
D
Ze zijn allebei onveilig.
Slide 11 - Quizvraag
Waarom zijn chloor (bleekwater) en spiritus gevaarlijk?
A
Omdat het stinkt, en je neus er slechter van gaat ruiken.
B
Omdat het giftig is. Je mag het niet in je ogen of mond krijgen.
C
Omdat het niet in de gootsteen mag komen.
D
Omdat het alleen mag worden gebruikt voor grondige reiniging.
Slide 12 - Quizvraag
Koop je een apparaat?
Let dan op de CE markering. Dat is een merkteken,
waardoor je weet dat een apparaat veilig is.
Slide 13 - Tekstslide
Gas
Gas kan ook gevaarlijk zijn. Door een gaslek kan een ontploffing of brand ontstaan. Gas kun je ruiken.
Ruik je gas? Controleer of het fornuis uit staat.
Ruik je nog steeds gas? Draai dan de hoofdkraan dicht.
Deze zit in de meterkast.
Slide 14 - Tekstslide
Gevaarlijke schoonmaakmiddelen.
Wil je weten of een schoonmaakmiddel gevaarlijk is?
Kijk dan op het etiket. Op het etiket van elke gevaarlijke stof staan gevaarsymbolen.