Herhalingsles

Samenvattingsoefenles 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenvattingsoefenles 

Slide 1 - Tekstslide

Deze eerste vragen gaan over het omrekenen van eenheden.

Slide 2 - Tekstslide

300 mg = ..... g
A
0,3 g
B
3 g
C
0,03 g
D
30 g

Slide 3 - Quizvraag

Mijn broertje is nu 1,86 m vorig jaar was hij 1,62 m hoeveel cm is hij gegroeid?
A
0,24 cm
B
24 cm
C
0,22 cm
D
22 cm

Slide 4 - Quizvraag

Welke boom is het grootst?

A
32 m
B
3,21 dm
C
320 cm
D
3201 cm

Slide 5 - Quizvraag

Marjolein gaat koekjes bakken. Per vijf koekjes heeft zij 100 gram bloem nodig. Ze gaat voor 35 mensen koekjes bakken. Hoeveel gram bloem heeft zij nodig?
A
600 gram
B
650 gram
C
700 gram
D
250 gram

Slide 6 - Quizvraag

Reken uit:
3000 cm + 5 m + 0,2 dm = ... m
A
B
C
D
35,2 m

Slide 7 - Quizvraag

Rekenen met tijd

Slide 8 - Tekstslide

Kwart over drie in de middag.
Hoe geeft een digitale klok dit aan?
A
03:15
B
14:45
C
15:15
D
02:45

Slide 9 - Quizvraag

270 uur hoeveel uur is dit?
A
5 uur en 30 minuten
B
5 uur en 20 minuten
C
4 uur en 30 minuten
D
4 uur en 20 minuten

Slide 10 - Quizvraag

Milou pakt om 07:07 het openbaar vervoer naar school. De busreis duurt 25 minuten. Daarna nog 50 minuten met de trein. Hoe laat komt Milou aan op school?
A
08:17
B
08:20
C
08:21
D
08:22

Slide 11 - Quizvraag

Piet is 100 minuten bezig geweest aan zijn huiswerk. Het is nu 17:25 op de klok. Hoe laat was piet begonnen?
A
15:55
B
16:45
C
15:15
D
15:45

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel dagen zit er tussen 15 november en 5 december?
A
20 dagen
B
19 dagen
C
21 dagen
D
18 dagen

Slide 13 - Quizvraag

Rekenen met geld

Slide 14 - Tekstslide

Eline heeft snoep gekocht voor €1,25 en een fles drinken voor €2,10. Zij betaald met een briefje van €10,-
Hoeveel wisselgeld krijgt zij terug?
A
€6,65
B
€6,60
C
€6,70
D
€6,75

Slide 15 - Quizvraag

De prijs van een zak drop is in de ene winkel €2,39 in de andere winkel is de zak drop 14 cent goedkoper. Hoe duur is de zak drop daar?
A
2,24
B
2,25
C
2,35
D
2,53

Slide 16 - Quizvraag

Mijn moeder heeft 3 kleinkinderen. In haar portemonnee zit nog €2,10. Ze wil het geld verdelen onder haar kleinkinderen. Hoeveel euro krijgt ieder kind?
A
€0,90
B
€ 0,65
C
€ 0,60
D
€ 0,70

Slide 17 - Quizvraag

De wisselkoers van de dollar staat op €1,21. Hoeveel euro krijg ik voor 4 dollar?
A
€2,40
B
€4,80
C
€4,44
D
€4,84

Slide 18 - Quizvraag

Rekenen met schaal

Slide 19 - Tekstslide


A

Slide 20 - Quizvraag