Unit 3 grammar: future tense

Future
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Future

Slide 1 - Tekstslide

Future present simple

  • tijden volgens een vast schema:
  • dienstregeling
  • rooster
  • reisschema

Slide 2 - Tekstslide

Future Simple
Vorm
Gebruik
Example:
Infinitief + (s)
Vaststaande gebeurtenissen in de toekomst die onderdeel zijn van een dienstregeling, rooster, of ander schema. 
The train arrives at six o'clock.

Does the supermarket close at 6 o'clock?

Our next class starts in twelve minutes.
Future: Present Simple

Slide 3 - Tekstslide

Future: Present continuous
  1. afspraken
  2. tijd en plaats staan al vast

Slide 4 - Tekstslide

Future Simple
Vorm
Gebruik
Example:
to be (not) + infinitief + ing
Afspraken in de nabije toekomst waarvan tijd en/of plaats al vaststaat. 
I am visiting the dentist after school.

He isn't running a marathon this weekend.

I am celebrating my birthday tomorrow.
Future: Present Continuous

Slide 5 - Tekstslide

Future = to be going to
     voorspellingen waar je bewijs
     voor hebt.  
     Je bent van plan om iets te 
     gaan doen
1
2

Slide 6 - Tekstslide

Future Simple
Vorm
Gebruik
Example:
To be + (not) going to + hele werkwoord
Iets (niet) van plan zijn.
'
Ronan is going to visit his grandparents next week.
To be (not) + Onderwerp +  going to + hele werkwoord? 
Voorspelling met bewijs
Look at those dark clouds. It is going to rain.
Future: to be going to
In het Nederlands gebruiken wij vaak 'gaan'

Slide 7 - Tekstslide

Future (to be going to)
form of to be
going to
infinitive
Positive
I
am
going to
call
you later this week
She
is
going to
visit
family in England
We
are
going to
go out
for dinner
Negative
I
am
not going to
invite
a lot of people to my party.
They
are
not going to
buy
souvenirs for everyone

Slide 8 - Tekstslide

Future = Will
* gebruik je voor voorspellingen
* voor beloftes 
* als je aanbiedt om iets te doen

Slide 9 - Tekstslide

2. Future: will & shall

Slide 10 - Tekstslide

FUTURE
Vorm
Wanneer
Hoe
Voorbeeld
To be going to 
- Om aan te geven dat je in de toekomst iets wel/niet van plan bent.
- Voorspellingen MET bewijs
+ am/are/is going to+ ww
? am/are/is + persoon + going to + ww
- am/are/is + not+ going to + ww
- Look at those clouds! It is going to rain
- I am going to meet her tomorrow
will
- Om iets aan te bieden
- beloftes
- besluiten 
- aankondigingen
- voorspellingen ZONDER bewijs
+ will + hele ww
? I /we = shall, rest = will vooraan
- will + not of won't
- I think they will win the match
- Shall we take a taxi?
- I won't come to your wedding

Slide 11 - Tekstslide

Will vs to be going to
1. They ____________(get)  a new computer.
2. I think my mother ___________ (like/not) this CD.
3. Paul's sister ___________(have) a baby.
4. Just a moment. ___________ (help) I you with the bags?
5. In 2025 people _____________ (buy) more hybrid cars.
6. Marvin ____________ (throw) a party next week.
 7. We _________________ (fly) to Venice in June.






Slide 12 - Tekstslide