Nask 3TL 4.3 radioactief verval

Leerdoelen
Je leert:
  • dat kernstraling schade kan veroorzaken in atomen en moleculen;
  • wat het verband is tussen de tijd en de sterkte van een radioactieve bron;
  • wat een halveringsdikte is en hoe je hiermee kunt rekenen;
  • wat een halfwaardetijd is en hoe je hiermee kunt rekenen;
  • wat de eenheid is van activiteit. 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Je leert:
  • dat kernstraling schade kan veroorzaken in atomen en moleculen;
  • wat het verband is tussen de tijd en de sterkte van een radioactieve bron;
  • wat een halveringsdikte is en hoe je hiermee kunt rekenen;
  • wat een halfwaardetijd is en hoe je hiermee kunt rekenen;
  • wat de eenheid is van activiteit. 

Slide 1 - Tekstslide

4.3 Radioactief verval

Slide 2 - Tekstslide

Een atoom
Atomen hebben een atoomkern en elektronen.

De atoomkern bestaat uit protonen en neutronen.

Slide 3 - Tekstslide

Welkom in de les
Vandaag:
  • herhalen §4.2
  • lesdoelen §4.3
  • instructie §4.3
  • Maken opgave uit het boek 
  • Afsluiting les

 


Slide 4 - Tekstslide

Een atoom
Tabel 34 periodiek systeem

atoomnummer: aantal protonen

massagetal = aantal protonen + neutronen

Slide 5 - Tekstslide

Isotopen

Slide 6 - Tekstslide

Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom, andere massa
B
Ander atoom, zelfde massa
C
Zelfde atoom, ander atoomnummer
D
Ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 8 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 9 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
34

Slide 10 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24

Slide 11 - Quizvraag

Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)

Slide 12 - Quizvraag

Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 13 - Quizvraag

Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager

Slide 14 - Quizvraag

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 15 - Quizvraag

N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen.
C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen.
N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Welke straling wordt tegengehouden door een stukje papier?
A
alpha
B
beta
C
gamma
D
ultra violette

Slide 17 - Quizvraag

Alfa straling
Bètastraling
Gammastraling
- Klein doordringend vermogen


- Sterk ioniserend
- Groter doordringend vermogen dan alfa
- Minder ioniserend dan alpha
- Groter doordringend vermogen dan Bèta
- Minder ioniserend dan Beta

Slide 18 - Tekstslide

Welke straling zorgt ervoor dat je verbrand?
A
alpha
B
beta
C
gamma
D
ultra violette

Slide 19 - Quizvraag

De radioactiviteit meet je in
A
sievert.
B
kerneenheid.
C
becquerel.
D
opgenomen dosis.

Slide 20 - Quizvraag

Activiteit
  • Activiteit: het aantal kernen dat per seconde vervalt
  • Bequerel (Bq): de eenheid van activiteit

De activiteit van een stof neemt af in de tijd. Na een bepaalde vaste tijd is nog maar de helft van de activiteit over, dit noemen we ook de halveringstijd

Slide 21 - Tekstslide

Halveringsdikte - bij welke dikte wordt de helft van de straling doorgelaten

Slide 22 - Tekstslide

Halveringstijd (halfwaardetijd)
Na de halveringstijd:
- is de helft van de instabiele atoomkernen verdwenen 
(deze zijn vervallen en een ander soort atoom geworden)

- is de hoeveelheid straling ook met de helft verminderd (er blijven steeds minder instabiele kernen over)

Slide 23 - Tekstslide

In dit diagram kun je goed zien hoe radioactief verval verloopt: de hoeveelheid straling (Dus de activiteit) wordt iedere halveringstijd gehalveerd.

Tegelijk wordt de hoeveelheid radioactieve kernen gehalveerd na iedere halveringstijd.

Slide 24 - Tekstslide

Neon-24 heeft een halveringstijd van 15 uur.
Hoeveel radioactiviteit is er na 60 uur nog over?

A
een kwart
B
een achtste
C
een twaalfde
D
een zestiende

Slide 25 - Quizvraag

Rekenen met halveringstijd
Zilver-110 heeft een halveringstijd van 24 seconden. 
Hoeveel van deze radioactieve stof overblijft, kunnen we berekenen met een verhoudingstabel.

Slide 26 - Tekstslide

IJzer-55 heeft een halfwaardetijd van drie dagen.
Na hoeveel dagen is er nog een achtste van de oorspronkelijke straling over?
A
zes dagen
B
negen dagen
C
twaalf dagen
D
vijftien dagen

Slide 27 - Quizvraag

2,0 gram thorium vervalt gedurende 72 dagen, waarna er nog maar 0,25 gram thorium over is.
Hoe groot is de halveringstijd van thorium?
A
9 dagen
B
12 dagen
C
24 dagen
D
36 dagen

Slide 28 - Quizvraag

Een onstabiele stof heeft een halveringstijd van 3,0 uur.
Je hebt aan het begin 20 onstabiele kernen van die stof. Hoeveel kernen kunnen er na 6,0 uur nog onstabiel zijn?
A
20
B
10
C
5
D
1

Slide 29 - Quizvraag

Na hoeveel jaar is 3/4 deel van het oorspronkelijke aantal kernen vervallen?

Slide 30 - Open vraag

De grafiek geeft de halveringstijd van een isotoop weer.
De halveringstijd van de isotoop is

Slide 31 - Open vraag

Zelfstandig werken
Maak de "gewone" opgaven;
kies eventueel uit:
⨀ - route
✱ - route

Slide 32 - Tekstslide

Wat weet je al???

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet:
  • wat het verband is tussen de tijd en de sterkte van een radioactieve bron;
  • wat een halveringsdikte is en hoe je hiermee kunt rekenen;
  • wat een halfwaardetijd is en hoe je hiermee kunt rekenen;
  • wat de eenheid is van activiteit. 

Slide 34 - Tekstslide

Ja, dat kan ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Voorbeelden datering
                                                                         <--- Dinosaurus veren van 100 miljoen j                                                                              jaar oud
.
.
.
.
.
.

                Lichaam van nodosaurus,
                110 miljoen jaar oud   --->

Slide 36 - Tekstslide

Voorbeelden datering
                                                                         <--- Man van Tollund (ong. 2300 jr oud)
.                                                                              Denemarken
.
.
.
.
.


Moeder en baby (ong. 6000 jaar oud)
Nieuwegein                                 --->

Slide 37 - Tekstslide

Hoe weten ze dit?
Ze maken gebruik van de halfwaardetijd van C-14

Slide 38 - Tekstslide

We beginnen bij de zon

Slide 39 - Tekstslide

Straling

Slide 40 - Tekstslide

Stikstof wordt C-14
Halfwaardetijd C-14 = 5730 jaar

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Vraag
Archeologen hebben overblijfselen gevonden ruim zeven tot tien meter onder de grond. Volgens de archeologen hebben sommige botten de karakteristieken van menselijke botten, wat goed mogelijk is gezien het feit dat mensen in het Pleistoceen al leefden in hedendaags Mexico. 
De leeftijd van de botten wordt gevonden met behulp van koolstofdatering met behulp van het isotoop C-14. 

Uit een chemische analyse blijkt dat in de loop van de jaren 75% van C-14 vervallen is. 

Bereken hoe oud de botten zijn?

Slide 45 - Tekstslide

Vraag
Uit een chemische analyse blijkt dat in de loop van de jaren 75% van C-14 vervallen is. 
Bereken hoe oud de botten zijn?

75% is vervallen, dus is er nog 25% over

100% 0 jaar
50% 5730 jaar (halfwaardetijd)
25% 11460 jaar
tijd
0 jaar
5730 jr
11460 jr
% C-14
100%
50%
25%

Slide 46 - Tekstslide

Vraag

Uit een chemische analyse blijkt dat in de loop van de jaren 75% van C-14 vervallen is. 

Bereken hoe oud de botten zijn?

75% is vervallen, dus is er nog 25% over

100% 0 jaar
50% 5730 jaar (halfwaardetijd)
25% 11460 jaar
75% is vervallen, dus is er nog 25% over
100%    0 jaar
50%      5730 jaar (halfwaardetijd)
25%      11460 jaar


tijd
0 jaar
5730 jr
11460 jr
% C-14
100%
50%
25%

Slide 47 - Tekstslide