6V DNA 19.4 en 19.5 week 3 vanaf 21 sept 2021

In een cel komen 3 types RNA voor: mRNA, tRNA, rRNA (ribosomaal = onderdeel van het ribosoom). Welke uitspraak is juist?
A
Alleen mRNA wordt gesynthetiseerd door transcriptie
B
Alleen mRNA en tRNA komen tot stand via transcriptie
C
Alle RNA types spelen een rol bij transcriptie
D
De 3 types RNA worden aangemaakt via transcriptie
1 / 45
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

In een cel komen 3 types RNA voor: mRNA, tRNA, rRNA (ribosomaal = onderdeel van het ribosoom). Welke uitspraak is juist?
A
Alleen mRNA wordt gesynthetiseerd door transcriptie
B
Alleen mRNA en tRNA komen tot stand via transcriptie
C
Alle RNA types spelen een rol bij transcriptie
D
De 3 types RNA worden aangemaakt via transcriptie

Slide 1 - Quizvraag

De drieletterige code in tRNA wordt...
genoemd
A
Codon
B
Anticodon
C
Triplet

Slide 2 - Quizvraag

ATC is een stikstofbasevolgorde van het DNA. Hoe ziet het corresponderende triplet eruit in het tRNA?
A
ATC
B
CTA
C
UAG
D
AUC

Slide 3 - Quizvraag

In de afbeelding hiernaast zie je een tRNA-molecuul.

Een tRNA bindt aan een stukje van een mRNA molecuul.

Welke code is afgelezen op het DNA om dit stukje mRNA te maken?
A
GAA
B
CTT
C
AAG
D
CUU

Slide 4 - Quizvraag

transcriptie & translatie

Slide 5 - Tekstslide

Genexpressie (19.5)
Genregulatie bij prokaryoten en eukaryoten

Genexpressie

Pak je Binas er bij! (tabel 67H)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

STARTOPDRACHT - EVEN WAKKER WORDEN :)
Je hebt een DNA-molecuul met de volgende DNA-volgorde:

3' TAC TCG TTC 5' (streng 1)
5' ATG AGC AAG 3' (streng 2)

1. Hoe ziet het DNA-molecuul eruit na de DNA-replicatie
2. Is het nieuwe molecuul enkel- of dubbelstrengs?
3. Hoe ziet het mRNA-molecuul eruit als streng 1 wordt afgelezen?
4. Hoe heet het proces waarbij dit stukje DNA (gen) wordt gekopieerd?
5. Welke aminozuren worden ingebouwd op basis van de code van streng 1?
6. Hoe heet het proces waarbij het mRNA-molecuul wordt afgelezen?

timer
4:00

Slide 8 - Tekstslide

antwoorden
1. Na DNA-replicatie krijg je 2x precies hetzelfde DNA-molecuul:
TAC TCG TTC (streng 1)
ATG AGC AAG (streng 2)
2. Het nieuwe molecuul is ook dubbelstrengs.
3. Het mRNA-molecuul ziet er zo uit:  5'AUG AGC AAG 3'
4. Het proces waarbij dit stukje DNA (gen) wordt gekopieerd heet: transcriptie
5. De ingebouwde aminozuren zijn: MET - SER - LYS
6. Het proces waarbij het mRNA-molecuul wordt afgelezen heet: translatie

Slide 9 - Tekstslide

Genetische code -  5'AUG AGC AAG 3'

Slide 10 - Tekstslide

kort filmpje over translatie
(start halverwege)

Als het goed is, is dit allemaal 'ouwe koek' oftewel herhaling

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat ga je hierna leren?
* je kunt verschillende manieren beschrijven van genregulatie bij prokaryoten
* je kunt verschillende manieren beschrijven van genregulatie bij eukaryoten
* je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme 


Slide 13 - Tekstslide

genregulatie / genexpressie

genregulatie
het aan- en uitzetten van een gen

genexpressie
de informatie van het DNA wordt overgeschreven tot RNA, waarvan de code door translatie kan worden omgezet tot een eiwit

Slide 14 - Tekstslide

genregulatie / genexpressie

genregulatie
het aan- en uitzetten van een gen

genexpressie
de informatie van het DNA wordt overgeschreven tot RNA, waarvan de code door translatie kan worden omgezet tot een eiwit

Slide 15 - Tekstslide

doel van genregulatie
* variatie in intensiteit van genexpressie (tot uiting komen)

enzymen nodig voor basisfunctie cel                    altijd expressie
enzymen voor specifieke functie cel             niet altijd expressie

* voorkomen van verspilling grondstoffen en energie

Slide 16 - Tekstslide

Genregulatie in een prokaryoot 
(gen staat uit)
Genregulatie in een prokaryoot 
(gen staat aan)

Slide 17 - Tekstslide

Is in de vorige dia sprake van positieve of negatieve terugkoppeling?
A
eh...wat was dat ook alweer?
B
positieve terugkoppeling
C
negatieve terugkoppeling
D
Ik kijk nog even in mijn boek, blz 95....

Slide 18 - Quizvraag

Negatieve terugkoppeling
- een proces remt zichzelf (zo wordt voorkomen dat processen gierend uit de hand lopen)
- voorbeelden: temperatuurregulatie, suikerspiegel van je bloed etc (bijna alles)
- hier: Als lactose aanwezig is, remming van operon weg dus productie van enzym dat lactose afbreekt --> gevolg minder lactose --> dus......

Slide 19 - Tekstslide

afbraak van lactose met behulp van enzym
bij E.coli (een bacterie)

Slide 20 - Tekstslide

OPERON: 
- stuk DNA waarin regulatorgen, promotor en structuurgenen liggen 
- alle genen die vorming van eiwit reguleren 
- alleen bij prokaryoten

REPRESSIE:
- structuurgenen z, y, a
- geen lactose, geen transcriptie
- repressor blokkeert operator
- RNA polymerase geblokkeerd
- regulatorgen codeert voor repressor

Slide 21 - Tekstslide



OPHEFFING REPRESSIE:
- inductor lactose bindt repressor
- repressor kan operator niet meer blokkeren
- RNA polymerase leest structuurgenen z, y, a
- transcriptie van mRNA 
- eiwitsynthese van enzymen voor vertering lactose

Slide 22 - Tekstslide

genregulatie in een prokaryoot 
(structuur)-genen staan uit
genregulatie in een prokaryoot 
(structuur)-genen staan aan
structuurgenen bevatten de informatie voor eiwitten

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Waarom is het belangrijk om gen-activiteit te reguleren?

Slide 25 - Open vraag

genregulatie bij eukaryoten 

Slide 26 - Tekstslide

genregulatie bij eukaryoten (wat was ook alweer het verschil?

Slide 27 - Tekstslide

genexpressie is belangrijk voor specialisatie cellen
(= celdifferentiatie = elke cel zijn eigen vorm en functie)

Slide 28 - Tekstslide

Genregulatie eukaryoot  stamcellen
Alle +/- 220 celtypen in een volwassen mens zijn ontstaan uit stamcellen - cellen die nog niet (volledig) zijn gespecialiseerd.
Zaadcelmoedercellen, eicelmoedercellen, stamcellen en kankercellen kunnen zich onbeperkt blijven delen door het enzym telomerase, wat een telomeer weer langer kan maken.

Typen: Omnipotent/totipotent, pluripotent, multipotent --> zie afbeelding.

Slide 29 - Tekstslide

Telomerase
  • Zaadcelmoedercellen, eicelmoedercellen, stamcellen en kankercellen blijven onbeperkt delen
  • Telomerase maakt telomeer weer lang
  • Gebruikt RNA-deel om DNA te vormen
  • In meeste cellen onderdrukt

Slide 30 - Tekstslide

Filmpje over genexpressie
- zet de snelheid op 1,25 (hij praat nogal langzaam)

Slide 31 - Tekstslide

DNA-methylering doordat er methylgroepen binden aan de stikstofbasen is                                          het DNA niet meer af te lezen

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Weer een filmpje: epigenetica
- Dit filmpje kijken we samen
- deze jongen praat heel erg snel
- probeer het toch te blijven volgen, het is bere-interessant!

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Wat ben je van dit filmpje wijzer geworden?

Slide 36 - Open vraag

DNA-methylering:
DNA-methylering  is een epigenetisch proces waarbij een methylgroep (CH3-groep) aan cytosine in een CG-groep binnen het DNA-molecuul wordt toegevoegd. Hierdoor verandert de structuur van het DNA, dat dientengevolge veranderd afleesbaar is tijdens bijvoorbeeld een transcriptie. 
Methylering van DNA lijkt een belangrijke rol te spelen bij de ontwikkeling van bepaalde ziekten zoals kanker, doordat het de expressie van bepaalde genen afremt. Proeven met methyleringsremmers hebben in veel gevallen tot remissie geleid.

Slide 37 - Tekstslide

Een paar 
vraagjes
....om te kijken of jullie
 nog een beetje 
bij de les zijn!

Slide 38 - Tekstslide

Kinderen die in de hongerwinter van '44 verwekt zijn, hebben een verhoogde kans op overgewicht, diabetes, hartziekten en schizofrenie. Dit is een voorbeeld van:
A
epigenetica
B
genregulatie
C
genexpressie
D
transcriptie

Slide 39 - Quizvraag

In de levercellen van veel mensen staan de genen voor het enzym alcohol dehydrogenase elk weekend 'aan'. De genen voor het maken van hemoglobine staan standaard 'uit'. Dit is een voorbeeld van...
A
epigenetica
B
genregulatie
C
genexpressie
D
transcriptie

Slide 40 - Quizvraag

In de afbeelding hiernaast zie je een tRNA-molecuul. Welk aminozuur bind aan dit tRNA?
A
Lysine
B
Glutaminezuur
C
Leucine
D
Fenylalanine

Slide 41 - Quizvraag

Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
Helicase en DNA-polymerase
B
Helicase en RNA-polymerase
C
DNA-polymerase en primer
D
Helicase en replicatie

Slide 42 - Quizvraag

Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
RNA-polymerase en transcriptiefactoren
B
RNA-polymerase en mRNA
C
Transcriptie factoren en stopcodon
D
mRNA en splicing

Slide 43 - Quizvraag

Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
Stopcodon en eindsignaal
B
Intron en exon
C
mRNA en thymine
D
Startcodon en methionine

Slide 44 - Quizvraag

Opdracht: lost in translation
Maak nu de opdracht 'lost in translation' (staat ook op de elo!)
Gebruik binas. 
Schrijf duidelijk (eerst met potlood?)
Wees volledig
Denk eerst even na.
Overleggen mag. Overschrijven niet.

Slide 45 - Tekstslide