Letterlijk en Figuurlijk taalgebruik

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik



1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik



Slide 1 - Tekstslide

10

Slide 2 - Video

01:27

A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 3 - Quizvraag

01:45

A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 4 - Quizvraag

02:05

A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 5 - Quizvraag

02:22

A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 6 - Quizvraag

02:42

A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 7 - Quizvraag

03:00

A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 8 - Quizvraag

03:27
Wat wordt bedoeld met 'je beste beentje voor zetten'?

Slide 9 - Open vraag

03:50
Wat wordt bedoeld met 'op hete kolen zitten'?

Slide 10 - Open vraag

04:22
Wat wordt bedoeld met 'dat loop van een leien dakje'?

Slide 11 - Open vraag

04:48
Wat wordt bedoeld met 'iets in zijn schild voeren'?

Slide 12 - Open vraag

Maak een zin met de letterlijke betekenis van het woord 'feest' én een zin met de figuurlijke betekenis van het woord 'feest'.

Slide 13 - Open vraag

Maak een zin met de letterlijke betekenis van het woord 'letter' én een zin met de figuurlijke betekenis van het woord 'letter'.

Slide 14 - Open vraag

Maak een zin met de letterlijke betekenis van het woord 'schoppen' én een zin met de figuurlijke betekenis van het woord 'schoppen'.

Slide 15 - Open vraag

Maak een zin met de letterlijke betekenis van het woord 'sport' én een zin met de figuurlijke betekenis van het woord 'sport'.

Slide 16 - Open vraag

Maak een zin met de letterlijke betekenis van het woord 'voet' én een zin met de figuurlijke betekenis van het woord 'voet'.

Slide 17 - Open vraag

Maken:

1. Woordenschat - Paragraaf 1.4 - Opdracht 1 t/m 4

2. Extra oefenopdrachten:
Drillster 'Letterlijk en Figuurlijk taalgebruik"

Slide 18 - Tekstslide