Metonymie hf. 3 Woordenschat 3H

Beeldspraak
Metonymie/Metonymia
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beeldspraak
Metonymie/Metonymia

Slide 1 - Tekstslide

Wat is ook alweer beeldspraak?

Slide 2 - Open vraag

Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je kunt hier verschillende stijlfiguren voor gebruiken. Een schrijver maakt gebruik van stijlfiguren om een tekst levendiger te maken. Je kent er al een paar: denk maar aan de hyperbool (overdrijving) of het understatement.

Slide 3 - Tekstslide

Stijlfiguur
Metonymie (ook wel: metonymia) is een bepaalde stijlfiguur waarbij je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. 

Slide 4 - Tekstslide

Je noemt een deel, maar bedoelt het geheel.
Ik ga even de neuzen tellen.

Je wilt het aantal personen tellen, maar je noemt alleen hun neus.

Slide 5 - Tekstslide

Je noemt het geheel, maar je bedoelt een deel:

Nederland won met 6-3 van Duitsland.
Je bedoelt het Nederlandse elftal en het Duitse elftal, maar je noemt het hele land.

Slide 6 - Tekstslide

Je noemt de maker, maar je bedoelt het voorwerp.

Er hangt bij ons een Van Gogh aan de muur. 

Je noemt de maker (Van Gogh) i.p.v. het gemaakte (het schilderij).

Slide 7 - Tekstslide

Bedenk zelf een voorbeeld van een vorm van metonymie waar je de maker noemt i.p.v. het voorwerp.

Slide 8 - Open vraag

Je noemt het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp.

De atleet ging voor goud!

Je bedoelt de gouden medaille.

Slide 9 - Tekstslide

Je noemt het voorwerp, maar je bedoelt de inhoud.

Doe mij nog maar een bakkie.

Je bedoelt een kopje koffie.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag + huiswerk
Maak opdracht 3 & 4 (blz. 39)
Leer het theorieblok op blz. 39
Huiswerk is voor maandag 21 november 4e uur. 

Slide 11 - Tekstslide