3.6 Transplantaties en bloedtransfusies

Planning voor vandaag

  • Uitleg 3.8
  • Opdrachten

Leerdoelen: 
Je kunt beschrijven welke bloedgroepen er zijn en hoe deze bepaald worden.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Planning voor vandaag

  • Uitleg 3.8
  • Opdrachten

Leerdoelen: 
Je kunt beschrijven welke bloedgroepen er zijn en hoe deze bepaald worden.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als reactie op een ziekteverwekker maakt een witte bloedcel....
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Antibiotica

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij passieve immunisatie wordt iemand ingeënt met een verzwakte ziekteverwekker
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

= direct inspuiten van antistoffen

Van welk type bescherming is er sprake bij bescherming door maagzuur?
A
Algemene afweer
B
Specifieke afweer
C
Natuurlijke immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij bescherming door een vaccinatie is er GEEN sprake van bescherming door...
A
Specifieke afweer
B
Natuurlijke immuniteit
C
Kunstmatige immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
blz. 160-164

Maak opdracht 23, 25, 27

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.8 Transplantatie en transfusie
Bij een transplantatie wordt een weefsel of orgaan vervangen. 

Bij een bloedtransfusie krijg je bloed van een donor.
Er is dan kans op een afweerreactie.

Een patiënt moet bij voorkeur bloed ontvangen van een donor met dezelfde bloedgroep.

dit is een aantekening

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen
Op de celmembranen van bloedcellen kunnen bloedfactoren voorkomen. 

  • Bloedfactor A
  • Bloedfactor B


Welke bloedfactoren je wel/niet hebt bepaald welke bloedgroep je hebt. 

dit is een aantekening

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen: A, B, AB en 0

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het bloedplasma zitten antistoffen tegen de bloedfactoren die bij deze persoon zelf niet op de rode bloedcellen voorkomen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Resusfactor - ontdekt bij apen

Slide 14 - Tekstslide

85% van de bevolking is resuspositef
Opdracht
1. Zoek uit wat de resusfactor inhoudt. 

2. Wat is er aan de hand als een resusnegatieve moeder in verwachting is    van een resuspositief kind?
Dit is een aantekening
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
  • Een resusnegatieve moeder kan in verwachting zijn van een resuspositief kind.
  • Bij de eerste zwangerschap levert dat geen problemen op.
  • Bij bevalling: contact tussen bloed moeder en kind -> moeder maakt anti-resus en geheugencellen.
  • Bij tweede zwangerschap: anti-resus door placenta naar foetus -> bloedafbraak bij het kindje.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke bloedgroep kan O geven
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Karel heeft een bloedtransfusie nodig.
Hij heeft bloedgroep A. Van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?
A
Alleen A
B
A & 0
C
Alleen 0
D
Alleen B

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke antistoffen tegen de bloedgroepen maakt een persoon met bloedgroep AB?
A
Anti A
B
Anti B
C
Anti A en anti B
D
Geen antistoffen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft bloed groep B. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep B.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB of O.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft bloed groep O. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie .
A
Alleen van bloedgroep O.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen A of O.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft bloed groep AB. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep AB.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Resus positief hebben:
A
WEL antigenen resus
B
GEEN antigenen resus

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor levert dit pas gevaar op voor het kind bij de tweede zwangerschap?
A
Bij het eerste kind heeft de moeder nog niet zo veel anti Rhesus
B
De eerste baby is nooit rhesuspositief
C
De moeder maakt pas anti Rhesus aan bij contact met bloed
D
Het eerste kindje heeft afweercellen tegen de antistoffen van moeder

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Werkboek blz. 165
Opdracht 29, 30, 31, 36 en 38
Extra uitdaging: opdracht 33 en 39
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Werkboek: 5 opdrachten bij 3.8
blz. 240-242
Om 14:00 controle (anders maak je het af na de les)
timer
1:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepbepaling

Bij een bloedgroepbepaling wordt serum gebruikt.
Serum=vloeistof met antistoffen
  • Serum met anti-A   ->  antistoffen tegen A
  • Serum met anti-B  ->   antistoffen tegen B
  • (Serum met antiresus)

Voorbeeld: 

Iemand heeft bloedgroep B. 
Deze persoon heeft dus bloedfactor B en antistoffen tegen A (anti-A). Met anti-A serum gebeurt er niets. Het anti-B serum (antistoffen tegen bloedfactor B) bindt aan de bloedcel. Bloed gaat klonteren. 



Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
  1. Oefen met de bloedgroepen door het uitvoeren van bloedgroepbepalingen: https://www.bioplek.org/animaties/bloed/bloedgrbepalingx.html
    Blood typing game  https://educationalgames.nobelprize.org/educational/medicine/bloodtypinggame/gamev3/index.html 
  2. Maak de opdrachten van 7.6


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies