Onvoltooid tegenwoordige tijd- Ik eet een appel.
- Mama gaat naar stad.
- De kat slaapt op de bank.
Voltooid tegenwoordige tijd
- Ik heb een appel gegeten.
- Mama is naar stad gegaan.
- De kat heeft op de bank geslapen.
Onvoltooid verleden tijd- Ik at een appel.
- Mama ging naar stad.
- De kat sliep op de bank.
Voltooid verleden tijd
- Ik had een appel gegeten.
- Mama was naar stad gegaan.
- De kat had op de bank geslapen.