Taal/spelling week 5 les 1 - maandag

Spelling + Taal
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling + Taal

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Meervoud:
Woorden die eindigen op een onbeklemtoonde -ik, -et, -el ,-es krijgen in het meervoud geen verdubbeling van de medeklinker. 

perzik - perziken
dreumes - dreumesen
havik - haviken

Slide 3 - Tekstslide

onbklemetoonde meervoud
eindigen op -ik       slimmerik
eindigen op -it       kievit
eindigen op -es     dreumes
eindigen op -et      lemmet
eindigen op -el       middel

Slide 4 - Tekstslide

Waar hoor je de klemtoon?
Woord: monnik
A
mon
B
nik

Slide 5 - Quizvraag

Waar hoor je de klemtoon?
Woord: dreumes
A
dreu
B
mes

Slide 6 - Quizvraag

Waar hoor je de klemtoon?
Woord: havik
A
ha
B
vik

Slide 7 - Quizvraag

flauwerik – strik – perzik - havik
Welk woord krijgt wel een dubbele medeklinker in het meervoud?
A
flauwerik
B
strik
C
perzik
D
havik

Slide 8 - Quizvraag

Welke vorm is correct?
A
stommeriken
B
stommerikken

Slide 9 - Quizvraag

Perzik
A
perzikken
B
perziken

Slide 10 - Quizvraag

lesdoel
Ik weet wat de voltooide en onvoltooide tijd is en kan een zin in de voltooide of onvoltooide tijd zetten.

Slide 11 - Tekstslide

Kun jij het verschil uitleggen tussen voltooide en onvoltooide tijd?

Slide 12 - Open vraag

Onvoltooide tijd
  • De onvoltooide tijd geeft aan dat iets nog niet voltooid (afgerond) is. 
  • In de onvoltooide tijd staat een persoonsvorm van het zelfstandig werkwoord. 
Voorbeeld: 
Ik kijk naar de film.
Ik keek naar de film.

Slide 13 - Tekstslide

Voltooide tijd
  • De voltooide tijd geeft aan dat iets gebeurd is en voltooid (afgerond) is. 
  • In de voltooide tijd staat altijd een persoonsvorm van het hulpwerkwoord 'hebben' of 'zijn'.
  • Het voltooid deelwoord is het zelfstandig werkwoord. 
Voorbeeld: 
Ik heb naar de film gekeken. 
Ik had naar de film gekeken. 

Slide 14 - Tekstslide

Voltooide tijd 
Onvoltooide tijd
Ik kijk naar het bord.
Ik rende vanmorgen naar school.
Hij is in het zwembad gedoken. 
Zij heeft het spel gewonnen. 
Hij gaf mij een boek. 

Slide 15 - Sleepvraag

Onvoltooide tijd

Slide 16 - Woordweb

Voltooide tijd

Slide 17 - Woordweb

Onvoltooid tegenwoordige tijd
- Ik eet een appel.
- Mama gaat naar stad.
- De kat slaapt op de bank.

Voltooid tegenwoordige tijd
- Ik heb een appel gegeten.
- Mama is naar stad gegaan.
- De kat heeft op de bank geslapen.
Onvoltooid verleden tijd
- Ik at een appel.
- Mama ging naar stad.
- De kat sliep op de bank.

Voltooid verleden tijd
- Ik had een appel gegeten.
- Mama was naar stad gegaan.
- De kat had op de bank geslapen.

Slide 18 - Tekstslide

ik bracht
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 19 - Quizvraag

ik heb gelezen
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 20 - Quizvraag

ik heb gewonnen
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 21 - Quizvraag

Paul heeft gefloten
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 22 - Quizvraag

"Ik doe" in de verleden tijd en voltooide tijd?
A
ik doe, ik heb gedoen
B
ik doedde, ik deed
C
ik deed, ik heb gedaan
D
ik doet, ik gedaan

Slide 23 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord 
bijvoeglijk gebruikt

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Is een voltooid deelwoord een
ge- be- -ver woord?

Slide 26 - Open vraag

Ik heb de brief ...
posten
A
gepost
B
geposd

Slide 27 - Quizvraag

Hij heeft de werkzaamheden ....
verrichten
A
verrichten
B
verricht
C
verrichte
D
verrichd

Slide 28 - Quizvraag

De vaas is ...
barsten
A
barst
B
gebarsten
C
gebarst
D
gebarsd

Slide 29 - Quizvraag

Het afval is ...
verbranden
A
verbrand
B
verbrandt
C
verbrant

Slide 30 - Quizvraag

De kinderen hebben zich ....
verkleden
A
verkleet
B
omgekleed
C
verkleed

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Video

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord dat je als bijvoeglijk naamwoord (VDBN) gebruikt, verbuig je zoals je een ander bijvoeglijk naamwoord verbuigt ( +e )

verlicht --> de verlichte markt
betaald --> de betaalde factuur

Slide 33 - Tekstslide

Kies het juiste VDBN
het ... huis (afbranden)
A
afbrandde
B
afgebranden
C
afgebrande
D
afgebrandde

Slide 34 - Quizvraag

Kies het juiste VDBN
de ... muren (verven)
A
verfde
B
geverfde
C
geverfden
D
geverfdde

Slide 35 - Quizvraag

Kies het juiste VDBN
de ... foto (vergroten)
A
vergroote
B
vergrootte
C
vergrote
D
vergroten

Slide 36 - Quizvraag

Kies het juiste VDBN
het ... geld (besteden)
A
besteede
B
bestede
C
besteeden
D
besteden

Slide 37 - Quizvraag