B1 CH7 herhaling

B1 CH7 herhaling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

B1 CH7 herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Vertaling?
être
avoir
faire
aller
                              hebben
                                   gaan
                                      zijn
                    doen/maken

Slide 2 - Sleepvraag

avoir
etre
faire
aller
gaan
hebben
zijn
doen/maken

Slide 3 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van aller:
il ________ (aller)
A
vais
B
va
C
allons
D
allez

Slide 4 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van aller:
vous ________ (aller)
A
vais
B
va
C
allons
D
allez

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van aller:
nous ________ (aller)
A
vais
B
va
C
allons
D
allez

Slide 6 - Quizvraag

je ___ (aller)
timer
0:20
A
alle
B
va
C
vais
D
vas

Slide 7 - Quizvraag

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'aller' in de goede volgorde.
aller
va
allons
vas
allez
vont
vais

Slide 8 - Sleepvraag

werkwoord aller
  1. Je ________ à la piscine.
  2. Il ________ à l'école.
  3. Les filles ________ au sport cet après- midi.

Slide 9 - Tekstslide

faire in de présent / tegenwoordige tijd:

Tu (faire)
A
fais
B
fait
C
as
D
vas

Slide 10 - Quizvraag

faire (présent):

je ____ (faire)
A
faire
B
fais
C
fait
D
faise

Slide 11 - Quizvraag

faire (présent):

nous ____ (faire)
A
fairons
B
fons
C
faisons
D
faites

Slide 12 - Quizvraag

faire (présent):

Tu (faire)
A
fais
B
fait
C
as
D
vas

Slide 13 - Quizvraag

werkwoord faire

1. Tu __________ du vélo
2. Nous _______ du tennis
3. Mon père _________ du foot
 

Slide 14 - Tekstslide

Let op bij het werkwoord faire

  •  faire du vélo
  • faire du cheval
  • faire de la natation
 Ik fiets - > faire du vélo -> je fais du vélo

Slide 15 - Tekstslide

Vertaal:
wij fietsen (nous)

Slide 16 - Open vraag

Hij speelt gitaar

Slide 17 - Open vraag

Werkwoord faire passé composé
Zet zin in de goede volgorde:
le foot – son copain – il – regardé – avec – a


Réponse ->

Slide 18 - Tekstslide

Werkwoord faire passé composé
Zet zin in de goede volgorde:
le foot – son copain – il – regardé – avec – a


Réponse
Il a regardé le foot avec son copain

Slide 19 - Tekstslide

Werkwoord faire passé composé
Zet de zin in de juiste volgorde:

a – cheval – samedi – on – fait – du

Slide 20 - Tekstslide

Werkwoord faire passé composé
Zet de zin in de juiste volgorde:
a – cheval – samedi – on – fait – du

réponse:
Samedi on a fait du cheval 
of
On a fait du cheval samedi

Slide 21 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vraag in het
Frans:
Tu joues d’un instrument ?

Slide 22 - Open vraag


Beantwoord in het Frans
Qu’est-ce que tu aimes faire le weekend ?

Slide 23 - Open vraag

Écrire
Schrijf een verhaal aan jouw Franse vriend(in) over jouw hobbies.

  • Vertel welke sport je doet 
  • Sinds wanneer je deze sport doet
  • Vertel welk muziekinstrument jij speelt
  • Vertel wat je niet leuk vind om te doen
  • Vraag wat jouw vriend(in) gaat doen

Slide 24 - Tekstslide

Online




Leestekst online maken via de oefentoets

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide