Datacenter IT Hoofdstuk 4

Datacenter IT Hoofdstuk 4
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
ICTMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Datacenter IT Hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Samenvatting vorige week
Datacentercomponenten
Noem er een paar!

Slide 2 - Tekstslide





  • Wat is de rol van de UPS in de no-break noodstroomvoorziening?
  • Waarom worden de powerfeeds vaak voorzien van kleuren?
  • Waar kun je een VOG aanvragen?
  • Wat is een carrier?


Slide 3 - Tekstslide

Wat is de rol van powerfeeds in datacentra?
A
Het monitoren van de netwerkactiviteit.
B
Het verbeteren van de serverprestaties.
C
Het leveren van elektriciteit aan de apparatuur.
D
Het beschermen van gevoelige gegevens.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een UPS en een aggregaat?
A
Een aggregaat is een batterijsysteem voor korte stroomonderbrekingen. Een UPS is een generator voor langdurige stroomvoorziening.
B
Een UPS is een generator en een aggregaat is een batterijsysteem.
C
Een UPS en een aggregaat werken op dezelfde manier.
D
Een UPS is een batterijsysteem voor korte stroomonderbrekingen. Een aggregaat is een generator voor langdurige stroomvoorziening.

Slide 5 - Quizvraag

Hoe werkt een aspiratiedetectiesysteem in een datacenter?
A
Het systeem zendt een signaal uit naar andere servers
B
Het systeem detecteert beweging in het datacenter
C
Het systeem zuigt luchtmonsters aan en analyseert deze op de aanwezigheid van deeltjes of rook
D
Het systeem monitort alleen de temperatuur in het datacenter

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de eerste laag van beveiliging in een datacenter?
A
Toegangsbeveiliging
B
Fysieke beveiliging
C
Data-encryptie
D
Netwerkbeveiliging

Slide 7 - Quizvraag

Hoe wordt de PUE berekend?
A
Door de gemiddelde temperatuur in een datacenter te meten.
B
Met behulp van complexe wiskundige formules.
C
Door het aantal servers te tellen in een datacenter.
D
De totale energieconsumptie van een datacenter gedeeld door de energieconsumptie van de IT-apparatuur.

Slide 8 - Quizvraag

Welke eigenschap heeft Argon in een datacenter?
A
Het is giftig
B
Het is niet brandbaar
C
Het is geleidend
D
Het is magnetisch

Slide 9 - Quizvraag

Wat kun je aan het eind van dit hoofdstuk:

  • kun je beschrijven wat de data-infrastructuur inhoudt
  • kun je inventariseren wat de klant exact wenst
  • kun je uitleggen waarom procedures belangrijk zijn
  • weet je hoe je servers kunt installeren
  • weet je hoe je netwerkbekabeling kunt aanleggen
  • kun je uitleggen waarom de administratieve verwerking belangrijk is.

Slide 10 - Tekstslide





Het inrichten van een data-infrastructuur wordt gedaan in overleg met de klant. De klant zoekt een datacenter uit, waarna een plan gemaakt moet worden. Wat moet er gaan gebeuren en hoe precies?

????
PDCA-cyclus (Plan, Do, Check, Act)

Slide 11 - Tekstslide

Belangrijk is te werken volgens de PDCA- cyclus:

  • Plan
Stel een plan op waarin alle vragen en eisen zijn verwerkt. Houd rekening met de geldende SLA en procedures, zodat je plan uitvoerbaar is.

  • Do 
Voer de werkzaamheden uit waarbij je je houdt aan de geldende procedures.

  • Check 
Controleer of datgene dat je hebt gebouwd, klopt met het plan. Vraag de klant of alles naar behoren werkt.

  • Act 
Is niet alles naar tevredenheid van de klant? Maak dan afspraken hoe en wanneer je dit alsnog in orde maakt.

Slide 12 - Tekstslide

Afstemmen met de klant

Gesprek met de klant
De student heeft informatie nodig, om tot een passend ontwerp te komen. Vragen zullen moeten zijn;
  • Wat moet de oplossing precies gaan doen, wat wenst de klant?
  • Hoeveel apparaten worden geplaatst, hoe groot, welk formaat?
  • Hoeveel en wat voor stroomstekkers heeft de apparatuur?
  • Wat voor netwerkverbinding dient ingericht te worden, en moet deze redundant worden uitvoerd?
  • Dient de apparatuur in het rack te worden verbonden met een locatie van de klant, zo ja: hoe? (VPN, dedicated verbinding)?
  • Voor het projectmatige aspect; wanneer, hoeveel tijd is er beschikbaar, is er een maximum aan budget

Slide 13 - Tekstslide

Oefening: 

Voer met tweetallen een gesprek. (Klant en Opdrachtnemer)

Slide 14 - Tekstslide

Voor ieder apparaat dat wordt opgehangen, zou de volgende procedure kunnen gelden:
Controleer van tevoren in de administratie of er nog voldoende ruimte is: 
  • Fysieke ruimte in het rack
  • Zijn er netwerkpoorten in de kast vrij? Hoe moeten deze worden geconfigureerd?
  • Zijn er voor deze klant/toepassing nog IP-adressen beschikbaar?
  • Zijn er voldoende stopcontacten beschikbaar en zijn deze van het juiste type?

Voorzie het apparaat van een label, zowel aan de voor- als aan de achterkant.

Plaats de apparatuur in het rack, met rails of beugels en let daarbij op statische elektriciteit (ESD).

Geldt er een kleurcodering voor netwerkkabels? Houd deze dan aan.

Sluit de stroomkabel(s) aan conform de geldende procedure.

Voorzie iedere kabel (netwerk/stroom) van een label.

Werk alle kabels netjes weg met rangeerpanelen en velcro.

Zet de apparatuur aan en voer een test uit/laat een test uitvoeren door de klant.
Werk de administratie bij (het ticketsysteem en het DCIM-systeem). Datacenter Infrastructure Management

Slide 15 - Tekstslide

Waar op letten met plaatsing apparatuur?

ESD = Electro Static Discharge


Filmpje van plaatsen apparatuur

Slide 16 - Tekstslide

Apparatuur

Rails / Beugels / Legbord

Slide 17 - Tekstslide

chukoInbouwen rails:

https://youtu.be/g8gTTFiOh84


Stroomkabels 
PDU Power Distribution Unit (C13/Schuko)
PSU Power Supply Unit

Slide 18 - Tekstslide

Glasvezelconnector maken
https://youtu.be/Gc-MP0rBkjY

Slide 19 - Tekstslide

Redunantie







Labelen

Slide 20 - Tekstslide

Kooimoeren

Velcro

Rackmountkit

Rangeerpanelen

Patchpaneel


Slide 22 - Tekstslide

Bij het aansluiten van apparatuur in een datacenter ben je voornamelijk bezig met layers:

  •  1 (bekabeling), 
  • 2 (MAC-adressen en Vlan's),
  • 3 (IP-adressen) 
  • 4 (TCP/UDP-poorten). 

In die volgorde komt een verbinding tot stand:

  • De apparatuur is onderling verbonden (layer 1)
  • De apparatuur is geplaatst in het juiste vlan, (layer 2)
  • De apparatuur kan andere apparatuur of het internet bereiken op de IP-laag (layer 3).
  • De in gebruik zijnde TCP- en UDP-poorten (layer 4).

Slide 23 - Tekstslide

Vlans (Layer 2)

Een Virtual Lan ('Vlan') is een afgescheiden netwerk. Een switch kan honderden verschillende vlan's hebben. Dit is handig voor:
  • Beveiliging
  • Apparatuur in het ene vlan kan niet bij apparatuur in een ander vlan.
  • Scheiding van functies
  • Het beheren van een server kan over een andere verbinding gedaan worden, dan die waarmee de server met het internet is verbonden.
  • Quality of Service. Bepaalde vlans krijgen voorrang in het netwerk. Denk aan Voice over IP.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Netwerktopology in een datacenter

Netwerkswitches Top of Rack (TOR)switches

Access switches 

Distributie switches

Core switches core routers

Slide 26 - Tekstslide

Verbinding met Internet

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide