BSM les 1.7 deel 2

BSM 1.7 deel 2
- Training

- Trainingsprincipes

- FITT- principe
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare school

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BSM 1.7 deel 2
- Training

- Trainingsprincipes

- FITT- principe

Slide 1 - Tekstslide

Training
Regelmatig en systematisch toedienen van in omvang en intensiteit toenemende belasting met de bedoeling het prestatievermogen te verbeteren (en blessures te voorkomen).

Wat betekend belastbaarheid?

Waar stond CLUKS ook alweer voor?


Slide 2 - Tekstslide

Trainingsprincipes
Overload: een verstoring van het biologisch evenwicht. Prestatievermogen van lichaam van het lichaam neemt tijdelijk af. Intensieve traing (gedoceerde overbelansting).

Homeostase: na de training hersteld het lichaam tot het vorige niveau van belastbaarheid. Hersteltijd wordt korter en de sporter wordt minder snel moe.

Supercompensatie: het lichaam zal de evenwichtssituatie proberen te herstellen na een training waarbij het zich insteld op een iets hoger prestatieniveau dan voor de training het geval was. (tijdelijke) toename van het prestatievermogen als gevolg.


Slide 3 - Tekstslide

Reversibiliteit
Na enige tijd verdwijnt het effect van een training. Door het uitblijven van een nieuwe prikkel neemt het prestatie vermogen weer af naar het niveau van de vorige training.

Dit is het principe van reversibiliteit.

Wat betekend overtraining?

Slide 4 - Tekstslide

Trainingsprincipes
Wat betekend het principe van individualiteit?

Principe van verminderde meeropbrengst =verbetering van de conditie door training als gevolg van supercompensatie gaat niet oneindig door. Het kost steeds meer moeite en de prestatieverbetering gaat steeds langzamer.

Slide 5 - Tekstslide

FITT- principe
F = frequentie
I = intensiteit
T= tijdsduur
T= type training

Handvat om trainingsprogramma's te maken.

Slide 6 - Tekstslide

'Even terug naar de vorige les'
Waar staat aerobe uithoudingsvermogen ook alweer voor?
en anaerobe?

Hoe vaak moet je per week trainen om je uithoudingsvermogen echt te verbeteren? (frequentie)
Hoelang moet een training minimaal duren om effect te hebben? (tijdsduur)

Slide 7 - Tekstslide

Als een sporter hier begint met zijn training dan
A
Wordt hij sterker
B
Zit hij in in opklimmende belasting
C
Traint hij volgens het principe individualiteit
D
Raakt hij overtraind

Slide 8 - Quizvraag

Het ideale trainingsmoment is aangegeven met
A
Cirkel
B
Driehoek
C
Vierkant
D
Ster

Slide 9 - Quizvraag

F.I.T.T. staat voor
A
Fit, Interval, Training , Type
B
Frequentie, Intensiteit, Trainingsduur, Type activiteit
C
Frequentie, Interval, Trainingtype, Talent
D
Fit, Input, Training, Tijdsduur

Slide 10 - Quizvraag

Om effectief te trainen dien je minmaal .... keer in de week te trainen
A
2
B
5
C
7
D
3

Slide 11 - Quizvraag

De herstelperiode voor supercompensatie ligt voor de eerste trainingen tussen de
A
1-2 dagen
B
2-3 dagen
C
3-4 dagen
D
5-6 dagen voor volledig herstel

Slide 12 - Quizvraag

Een goed uithoudingsvermogen heeft invloed op je herstel na de fysieke inspanning.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Supercompensatie is tijdelijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag