In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Herhaling Thema 2: Voortplanting en ontwikkeling
Slide 1 - Tekstslide
Van een lapjeskat bevatten bepaalde cellen per kern in totaal 19 verschillende chromosomen. Zijn deze cellen geslachtscellen of lichaamscellen? Leg je antwoord uit.
Slide 2 - Open vraag
Een morning-afterpil kun je 3 weken na onveilige seks gebruiken.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Elena zegt: aan geslachtskenmerken kun je zien of iemand een jongen of een meisje is.
Maylana zegt: met secundaire geslachtskenmerken wordt je geboren.
Achmed zegt: primaire geslachtskenmerken ontwikkelen zich in de puberteit
Wie heeft of hebben er gelijk?
A
Elena.
B
Maylana.
C
Achmed.
D
Niemand heeft gelijk.
Slide 4 - Quizvraag
Welk van de onderstaande voorbehoedsmiddelen beschermt tegen zwangerschap en tegen soa's?
A
Anticonceptiepil
B
Hormoonspiraal
C
Mannencondoom
D
Morning-afterpil
Slide 5 - Quizvraag
Op welke dag van de menstruatiecyclus start de menstruatie?
A
1
B
5
C
14
D
28
Slide 6 - Quizvraag
De navelstreng bestaat uit weefsel van het embryo.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Waar in het vrouwelijk lichaam vindt de eerste celdeling van een bevruchte eicel plaats?
A
In de eierstok.
B
In de eileider.
C
In de baarmoeder.
D
Tijdens de geslachtsgemeenschap.
Slide 8 - Quizvraag
In sigaretten zitten schadelijke stoffen. Leg uit waarom het schadelijk is voor het embryo als de moeder rookt tijdens de zwangerschap.
Slide 9 - Open vraag
Geef de naam van onderdeel 1, 2 en 5
Slide 10 - Open vraag
In welke levensfase leert een kind o.a. lezen, schrijven en rekenen?
Slide 11 - Open vraag
Hoeveel paar chromosomen bevat een lichaamscel van een mens?
Slide 12 - Open vraag
Wat is de normale ligging voor een baby?
A
Hoofd naar boven (richting de ribben van de moeder)
B
Hoofd ligt naar links of rechts (richting de zij van de moeder)
C
Hoofd naar beneden (richting de uitgang)
Slide 13 - Quizvraag
Noteer het juiste woord.: Zaadcellen blijven na een zaadlozing tijdens geslachtsgemeenschap ongeveer DRIE /ZES dagen in leven. Ze bewegen zich via de baarmoeder naar de EILEIDERS / VAGINA. De bevruchting vindt plaats in DE BAARMOEDER / EEN EILEIDER.
Slide 14 - Open vraag
Door persweeën komt de nageboorte via de vagina naar buiten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de functie van zaadblaasjes?
A
Urine en sperma vervoeren.
B
Zaadvocht en voedingsstoffen toevoegen.
C
Zaadcellen tijdelijk opslaan.
D
Zaadcellen vervoeren.
Slide 16 - Quizvraag
Mirte en Ella zijn een eeneiige tweeling. Door hoeveel zaadcellen en eicellen is hun bevruchting tot stand gekomen?
A
Eén eicel en één zaadcel.
B
Eén eicel en twee zaadcellen.
C
Twee eicellen en één zaadcel.
D
Twee eicellen en twee zaadcellen.
Slide 17 - Quizvraag
Waar vindt bij een man reductiedeling plaats? En bij een vrouw?
Slide 18 - Open vraag
Welke secundaire geslachtskenmerken hebben zowel mannen als vrouwen? (5)
Slide 19 - Open vraag
Hieronder staan de taken van verschillende delen van de geslachtsorganen van de man beschreven. Bij welk orgaan hoort deze taak?