2 Objectiviteit van argumenten, soorten argumenten en drogredenen

H5

Les 2 argumenteren
Objectiviteit van argumenten

Doel: je kent de verschillende soorten argumenten
Doel: je kunt beoordelen of argumentatie juist of onjuist is

Handboek Talent hoofdstuk 10 ‘Argumenteren’ ​
Bladzijde 124 t/m 134

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

H5

Les 2 argumenteren
Objectiviteit van argumenten

Doel: je kent de verschillende soorten argumenten
Doel: je kunt beoordelen of argumentatie juist of onjuist is

Handboek Talent hoofdstuk 10 ‘Argumenteren’ ​
Bladzijde 124 t/m 134

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

01:22
Is er sprake van argumentatie? Welk standpunt neemt de spreker in en welke argumenten voert hij hiervoor aan?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt
want
Argument
want
Subargument


Standpunt
"De milieuvervuiling is in Nederland een groot probleem. 
want
Uit metingen blijkt dat in onze lucht te veel fijnstof zit" ​
​Argument

Subargument
dus
Argument
dus
Standpunt


Argument
Oplaadpalen doen het bijvoorbeeld vaak niet"
Dus
"De invoering van de OV-chipkaart heeft al veel problemen opgeleverd. 
Standpunt

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objectieve argumenten
Controleerbaar, feiten

"De milieuvervuiling is in Nederland een groot probleem. Uit metingen blijkt dat in onze lucht te veel fijnstof zit" ​
"De invoering van de OV-chipkaart heeft al veel problemen opgeleverd. Oplaadpalen doen het bijvoorbeeld vaak niet"


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subjectieve argumenten
Gebaseerd op een gevoel of emotie, overtuiging, ervaring, geloof, normen en waarden of vermoedens

"Je moet je huiswerk goed plannen. Dat heb ik vorig jaar ook gedaan en ik haalde goede cijfers" ​
"Abortus moet verboden worden. Een ongeboren kind heeft ook recht om te leven!"​


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

01:22
Maakt de spreker gebruik van objectieve of subjectieve argumentatie?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Examenvraag
Examenvraag: ​
Wat voor soort argument gebruikt de schrijver in alinea 3?​

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatieschema
Oorzaak-gevolg: Je moet echt stoppen met roken (standpunt), je kan er longkanker van krijgen (argument). In het voorbeeld is ‘je kan longkanker krijgen’ een voorbeeld van een gevolg. Het verband tussen oorzaak en gevolg noem je causaliteit.
Voor- en nadelen: Proefwerken moeten worden afgeschaft (standpunt), anders staan leerlingen te veel bloot aan stress (reden). In het voorbeeld wordt er een nadeel genoemd van een bepaalde gebeurtenis.
Vergelijking: In dit type redenering wordt er een vergelijking gemaakt tussen dingen. Het ene kan op iets anders lijken (ik ben net zo groot als hij) of een verschil geven (ik ben groter dan hij).
Voorbeelden: In dit type redeneringen worden voorbeelden gebruikt.
Gezaghebbende bron: Natuurlijk mag je het woord ‘falbala’ neerleggen bij Scrabble (standpunt) het staat in de Van Dale (gezaghebbende bron). In dit type redenering haalt de betoger een gezaghebbende bron die zijn standpunt kan bevestigen. 
Kenmerken of eigenschap: In dit type redenering wordt een kenmerk of eigenschap genoemd die het standpunt ondersteunt.
Voorbeeld: Je moet niet bij 'De lachende koe' gaan eten. De vis die ik er laatst heb gegeten, vond ik verschrikkelijk zout. Je gebruikt voorbeelden om je standpunt te versterken.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drogreden
Een drogreden is een reden of redenering die niet klopt, maar wel aannemelijk lijkt. Drogredenen worden vaak in discussies gebruikt, maar ook wel in andere situatie

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Drogredenen
  • Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
  • Cirkelredenering
  • Verkeerde vergelijking
  • Generalisatie

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De onjuiste oorzaak-gevolgrelatie


Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.
Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
'Sinds de jaren tachtig worden er computers gebruikt in het basisonderwijs. En sinds de jaren tachtig hebben kinderen minder parate kennis. Door het gebruik van computers op school hebben kinderen dus minder parate kennis.'

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cirkelredenering

'Dit kabinet maakt er echt een puinhoop van, want het kabinet doet helemaal niets goed!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De overhaaste generalisatie 
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.


Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkeerde vergelijking

'Het geschiedenisonderwijs kan beter worden afgeschaft. Wat gebeurd is, is gebeurd. Een versleten jas gooi je toch ook weg!'


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overhaaste generalisatie

'Hardlopen is helemaal niet gezond. Bij de marathon van vorige week is een man in elkaar gezakt en ter plekke overleden aan een hartaanval.'

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 23 - Quizvraag

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredening
D
generalisatie

Slide 24 - Quizvraag

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
Iemand die niet vooraf een proefexamen maakt, haalt een slecht resultaat. Jim heeft een onvoldoende, dus hij heeft het proefexamen niet gemaakt.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 25 - Quizvraag

Een foute conclusie trekken; een verkeerde voorstelling van oorzaak en gevolg.
“Ik ben geen kleptomaan, want ik steel niet.”
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 26 - Quizvraag

Een spreker of schrijver gebruikt bij een cirkelredenering de bewering als het argument zelf. Vaak geeft de spreker of schrijver een definitie of omschrijving van de bewering in zijn argument, zoals in onderstaand voorbeeld een niet-kleptomaan per definitie niet steelt.
Drogredenen 2

  • Onduiken van de bewijslast
  • Verkeerd autoriteitsargument
  • Beroep op traditie
  • Persoonlijke aanval

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onduiken van bewijslast
Je formuleert je argument zo dat je je tegenstanders ervan weerhoudt het standpunt tegen te spreken.

'Ik ben tegen de doodstraf. Ieder weldenkend mens is daar toch tegen!'

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontduiken van bewijslast
'Als jij geen tegenargumenten kunt bedenken, dan is het dus waar.'



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkeerd autoriteitsargument
Je voert iemand op die helemaal geen autoriteit is op het gebied van het onderwerp van de discussie.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkeerd autoriteitsargument
'Ik weet zeker dat deze maaltijd gezond is, want dat heeft mijn fitnesstrainer gezegd.'

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beroep op traditie
Je geeft een argument dat gebaseerd is op het idee dat iets zo moet blijven omdat het altijd al zo geweest is.

'Waarom zou ik een mobiele telefoon aanschaffen? Vroeger had niemand een mobiele telefoon en de communicatie verliep altijd prima.'

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beroep op traditie
Natuurlijk moeten leerlingen met pen en papier blijven werken, dit is altijd zo geweest.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke aanval
Bij een persoonlijke aanval wordt er niet op de bal, maar op de persoon gespeeld. 

 'Als je tegen Zwarte Piet bent, dan ben je geen echte Nederlander'. 

Dit argument valt iemand aan op zijn mening 


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke aanval
Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dat hoef ik niet te bewijzen, dat is gewoon zo!
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We eten nooit later dan zes uur, dus nu ook niet.
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland stelt niets voor, want het is maar een klein kikkerlandje.

A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat te doen?

Zelfstandig werken aan de module

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies