Oefentoets herhaling H5 en H6

Johan heeft zijn fiets laten repareren bij een fietsenmaker en heeft hiervoor netjes het afgesproken bedrag betaald. Vervolgens vindt Johan dat de fietsenmaker de reparatie niet goed heeft uitgevoerd. De fietsenmaker vindt van wel. Van welk soort recht is dit een voorbeeld?

A
Publiekrecht: materieel strafrecht.
B
Publiekrecht: formeel strafrecht.
C
Privaatrecht.
D
Publiekrecht: overig.
1 / 28
volgende
Slide 1: Quizvraag
Handhaver toezicht en veiligheidMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Johan heeft zijn fiets laten repareren bij een fietsenmaker en heeft hiervoor netjes het afgesproken bedrag betaald. Vervolgens vindt Johan dat de fietsenmaker de reparatie niet goed heeft uitgevoerd. De fietsenmaker vindt van wel. Van welk soort recht is dit een voorbeeld?

A
Publiekrecht: materieel strafrecht.
B
Publiekrecht: formeel strafrecht.
C
Privaatrecht.
D
Publiekrecht: overig.

Slide 1 - Quizvraag

Hans heeft een diefstal gepleegd en wordt veroordeeld als dader door de rechter. Van welk soort recht is dit een voorbeeld?

A
Publiekrecht: materieel strafrecht.
B
Publiekrecht: formeel strafrecht.
C
Privaatrecht.
D
Publiekrecht: overig.

Slide 2 - Quizvraag

Hachemi is verdachte van een strafbaar feit. Van welk soort recht is het begrip verdachte een voorbeeld?

A
Publiekrecht: materieel strafrecht.
B
Publiekrecht: formeel strafrecht.
C
Privaatrecht.
D
Publiekrecht: overig.

Slide 3 - Quizvraag

John heeft een conflict met zijn werkgever over zijn salaris. Van welk soort recht is dit een voorbeeld?

A
Publiekrecht: materieel strafrecht.
B
Publiekrecht: formeel strafrecht.
C
Privaatrecht.
D
Publiekrecht: overig.

Slide 4 - Quizvraag

De regering is het hoogste bestuursorgaan in Nederland. Van welk soort recht is dit een voorbeeld?

A
Publiekrecht: materieel strafrecht.
B
Publiekrecht: formeel strafrecht.
C
Privaatrecht.
D
Publiekrecht: overig.

Slide 5 - Quizvraag

De rechter mag voor een strafbaar feit geen hogere straf opleggen dan bij dat strafbaar feit staat aangegeven. Van welk soort recht is dit een voorbeeld?

A
Publiekrecht: materieel strafrecht.
B
Publiekrecht: formeel strafrecht.
C
Privaatrecht.
D
Publiekrecht: overig.

Slide 6 - Quizvraag

Er zijn omstandigheden waarbij iemand een strafbaar feit heeft gepleegd en toch niet wordt gestraft. Van welk soort recht is dit een voorbeeld?

A
Publiekrecht: materieel strafrecht.
B
Publiekrecht: formeel strafrecht.
C
Privaatrecht.
D
Publiekrecht: overig.

Slide 7 - Quizvraag

Een politieagent houdt een verdachte aan wegens mishandeling. In welk soort recht staan de voorwaarden om deze aanhouding te mogen doen?

A
Publiekrecht: materieel strafrecht.
B
Publiekrecht: formeel strafrecht.
C
Privaatrecht.
D
Publiekrecht: overig.

Slide 8 - Quizvraag

In het bestuursrecht staan de toezicht houdende bevoegdheden van een toezichthouder. Van welk soort recht is dit een voorbeeld?

A
Publiekrecht: materieel strafrecht.
B
Publiekrecht: formeel strafrecht.
C
Privaatrecht.
D
Publiekrecht: overig.

Slide 9 - Quizvraag

Een politieagent houdt een verdachte aan wegens mishandeling. In welk soort recht vinden we dit strafbare feit terug?

A
Publiekrecht: materieel strafrecht.
B
Publiekrecht: formeel strafrecht.
C
Privaatrecht.
D
Publiekrecht: overig.

Slide 10 - Quizvraag

Waarom is de verdachte zo'n belangrijk persoon in het strafproces?

A
Het zijn van een verdachte is de grondvoorwaarde voor het toepassen van de meeste bevoegdheden door een handhaver.
B
Het zijn van een verdachte is de grondvoorwaarde voor het toepassen van alle bevoegdheden door de opsporingsambtenaar.
C
Het zijn van een verdachte is de grondvoorwaarde voor het toepassen van de meeste opsporingsbevoegdheden door de opsporingsambtenaar.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste definitie van de verdachte voordat de vervolging is aangevangen?

A
Er moeten feiten en omstandigheden zijn. Daaruit vloeit een redelijk vermoeden voort van schuld aan een strafbare gedraging.
B
Er moeten feiten of omstandigheden zijn. Daaruit vloeit een redelijk vermoeden voort van schuld aan een strafbare gedraging.
C
Er moeten feiten of omstandigheden zijn. Daaruit vloeit een redelijk vermoeden voort van schuld aan een strafbaar feit.
D
Er moeten feiten en omstandigheden zijn. Daaruit vloeit een redelijk vermoeden voort van schuld aan een strafbaar feit.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste definitie van de verdachte nadat de vervolging is aangevangen?

A
Dit is dezelfde definitie van de verdachte voordat de vervolging is aangevangen.
B
Degene tegen wie de vervolging is gericht.
C
Degene tegen wie ernstige bezwaren bestaan van het plegen van een specifiek strafbaar feit.

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van vervolging?

A
Als een rechter bij de zaak is betrokken.
B
Als de rechter-commissaris bij de zaak is betrokken.
C
Als de OvJ een OM strafbeschikking oplegt.
D
Alle genoemde antwoorden zijn juist.

Slide 14 - Quizvraag

Je kunt pas van een verdachte spreken als er aan 3 factoren is voldaan: de concrete factor, de objectieve factor en de specifieke factor. Welk van de onderstaande beschrijvingen beschrijft de concrete factor?

A
Er moeten feiten/omstandigheden zijn.
B
Er moet een redelijk vermoeden zijn.
C
De verdenking is gericht op een min of meer gespecificeerd feit.
D
De verdenking is gebaseerd op meer dan feiten/omstandigheden.

Slide 15 - Quizvraag

Je kunt pas van een verdachte spreken als er aan 3 factoren is voldaan: de concrete factor, de objectieve factor en de specifieke factor. Welk van de onderstaande beschrijvingen beschrijft de specifieke factor?

A
Er moeten feiten/omstandigheden zijn.
B
Er moet een redelijk vermoeden zijn.
C
De verdenking is gericht op een min of meer gespecificeerd feit.
D
De verdenking is gebaseerd op meer dan feiten/omstandigheden.

Slide 16 - Quizvraag

Je kunt pas van een verdachte spreken als er aan 3 factoren is voldaan: de concrete factor, de objectieve factor en de specifieke factor. Welk van de onderstaande beschrijvingen beschrijft de objectieve factor?

A
Er moeten feiten/omstandigheden zijn.
B
Er moet een redelijk vermoeden zijn.
C
De verdenking is gericht op een min of meer gespecificeerd feit.
D
De verdenking is gebaseerd op meer dan feiten/omstandigheden.

Slide 17 - Quizvraag

Je bent bevoegd opsporingsambtenaar en je vindt op straat een grote zak weed. Mag je dit zakje met inhoud nu in beslag nemen?

A
Ja, maar alleen als er een verdachte is die iets te maken heeft met de zaak.
B
Ja, dit mag ook zonder een verdachte.
C
Nee, dit mag alleen als er een verdachte bij de zak aanwezig is.

Slide 18 - Quizvraag

Aan welke voorwaarden moeten worden voldaan voordat een bevoegd opsporingsambtenaar een aanhouding buiten heterdaad mag doen?

A
De OvJ moet hiervoor een bevel hebben gegeven en het moet gaan om een misdrijf waarop voorlopige hechtenis is toegelaten.
B
De OvJ moet hiervoor een bevel hebben gegeven en het moet gaan om een misdrijf waarop een maximale straf van 4 jaar of hoger staat.
C
De rechter-commissaris moet hiervoor een bevel hebben gegeven en het moet gaan om een misdrijf waarop voorlopige hechtenis is toegelaten.
D
De rechter-commissaris moet hiervoor een bevel hebben gegeven en het moet gaan om een misdrijf waarop een maximale straf van 4 jaar of hoger staat.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is waar over een VH-feit?

A
Het gaat hier om misdrijven waarop en maximale straf staat van 4 jaar of hoger.
B
Het gaat hier om misdrijven waarop een maximale straf staat van 4 jaar of hoger en een aantal met name genoemde misdrijven.
C
Het gaat hier om misdrijven waarop een maximale straf staat van 4 jaar of hoger en een aantal met name genoemde misdrijven. Voor iemand zonder adres in Nederland kan dit elk misdrijf zijn.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is voorlopige hechtenis?

A
Dit is het voorarrest dat begint met de inverzekeringstelling.
B
Dit is het voorarrest dat begint met de inbewaringneming.
C
Dit is het voorarrest dat begint met de gevangenhouding.

Slide 21 - Quizvraag

Kan een aanhouding buiten heterdaad ook uitgevoerd worden met toestemming van de HOvJ?

A
Ja, maar dan alleen voor misdrijven met een maximale straf van 8 jaar of hoger.
B
Nee, dit mag niet.
C
Ja, indien het optreden van degene die hier normaal bevoegd voor is niet kan worden afgewacht.

Slide 22 - Quizvraag

Hoe lang kan iemand worden opgehouden voor onderzoek als hij verdacht wordt van een VH-feit?

A
6 uur.
B
9 uur.
C
12 uur.

Slide 23 - Quizvraag

Kan een opsporingsambtenaar onder voorwaarden een plaats betreden buiten heterdaad om voorwerpen in beslag te nemen?

A
Nee, dit is niet toegestaan.
B
Ja, hiertoe is hij bevoegd. Heterdaad of buiten heterdaad is in dit geval niet van belang.
C
Ja, indien het feit van verdenking een VH-feit is.

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de volgende uitspraken is juist over in verzekering stellen?

A
Na het ophouden voor onderzoek kan een verdachte langer worden vastgehouden. Dit wordt in verzekering stellen genoemd. Dit is toegestaan voor elk strafbaar feit.
B
Na het ophouden voor onderzoek kan een verdachte langer worden vastgehouden. Dit wordt in verzekering stellen genoemd. Dit is alleen toegestaan voor een VH-feit.
C
In bewaring stellen en gevangen houden vormen samen de Voorlopige Hechtenis. In verzekering stellen valt daar niet onder en is daarom toegestaan voor elk strafbaar feit.

Slide 25 - Quizvraag

Een verdachte wordt verhoord inzake een niet VH-feit. Wat is nu juist over het nemen van vingerafdrukken en foto's?

A
Dit mag alleen als er onduidelijkheid is over de identiteit van de verdachte en er toestemming is van de (H)OvJ.
B
Dit mag alleen als er onduidelijkheid is over de identiteit van de verdachte en er toestemming is van de (H)OvJ. Daarnaast moet de verdachte zijn aangehouden.
C
Dit is de opsporingsambtenaar verplicht om te doen als het gaat om een aangehouden verdachte.
D
Dit is de opsporingsambtenaar verplicht om te doen.

Slide 26 - Quizvraag

Een verdachte wordt verhoord inzake een VH-feit. Wat is nu juist over het nemen van vingerafdrukken en foto's?

A
Dit mag alleen als er onduidelijkheid is over de identiteit van de verdachte en er toestemming is van de (H)OvJ.
B
Dit mag alleen als er onduidelijkheid is over de identiteit van de verdachte en er toestemming is van de (H)OvJ. Daarnaast moet de verdachte zijn aangehouden.
C
Dit is de opsporingsambtenaar verplicht om te doen als het gaat om een aangehouden verdachte.
D
Dit is de opsporingsambtenaar verplicht om te doen.

Slide 27 - Quizvraag

Wat is juist met betrekking tot de rechtsbijstand van een verdachte die wordt verdacht van een VH-feit?

A
Deze rechtsbijstand is kosteloos.
B
Deze rechtsbijstand is kosteloos als het gaat om een aangehouden verdachte.
C
Deze rechtsbijstand is alleen kosteloos als het om VH-feiten gaat waar de maximum straf 12 jaar of hoger is.

Slide 28 - Quizvraag