8.4 Hoe dragen wij ons steentje bij?

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Hoofdstuk 8
  • Uitleg en leerdoelen paragraaf 8.4
  • Maken vragen, mindmap en of samenvatting van 8.4
  • Herhalen leerdoelen
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les weet ik ...
  • welke instellingen ontwikkelingslanden helpen
  • hoe Nederlandse bedrijven voordeel kunnen hebben van ontwikkelingshulp
  • wat voor gevolgen de productie door bedrijven kan hebben voor arme landen
  • wat de invloed van jouw koopgedrag is op de situatie in ontwikkelingslanden


l

Slide 4 - Tekstslide



Denk tijdens het bekijken van de video aan de leerdoelen van deze les.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Hulporganisaties
  • Verschillende hulporganisaties helpen om de armoede uit de wereld te helpen.
  • De regeringen van landen werken met elkaar samen in:           de Verenigde Naties (VN)                                                                             de Wereldbank                                                                                                   het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
  • Hiervoor wordt belastinggeld gebruikt.





Slide 7 - Tekstslide

Hulporganisaties
Goededoelenorganisaties zoals:
  • Oxfam Novib
  • Cordaid
  • Edukans
  • Werken vooral samen met lokale hulporganisaties.
  • Ze zijn afhankelijk van giften van burgers.



Slide 8 - Tekstslide

Hulp bij handel
De Nederlandse overheid combineert ontwikkelingssamenwerking met handel:
Subsidies aan Nederlandse ondernemingen die in ontwikkelingslanden investeren.

Een Nederlandse onderneming begint een bedrijf in een ontwikkelingsland.

Dit levert werkgelegenheid en inkomsten op voor de inwoners.







Slide 9 - Tekstslide

Gevolgen van productie
Door globalisering kunnen grote bedrijven eenvoudig in lagelonenlanden produceren.
Lage productiekosten door:
  • ontbreken van regels over
  • minimumloon
  • arbeidstijden
  • arbeidsomstandigheden
  • geen vakbonden en/of milieuregels.

Slide 10 - Tekstslide

Gevolgen van productie
  • Door globalisering kunnen grote bedrijven eenvoudig in lagelonenlanden produceren.
  • Lage productiekosten door:
  • ontbreken van regels over
  • minimumloon,
  • arbeidstijden
  • arbeidsomstandigheden.
  • ontbreken van vakbonden en/of milieuregels

Slide 11 - Tekstslide

MVO

Ook in ontwikkelingslanden kunnen bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO);
  • verbeteren van arbeidsomstandigheden
  • investeren in maatschappelijke projecten,
  • bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg

Slide 12 - Tekstslide

Fairtrade
Fairtrade biedt boeren in ontwikkelingslanden een gegarandeerde prijs voor hun producten:
  • een minimumprijs plus een premie.
Zo kunnen boeren investeren in betere productiemethodes.
Een voorwaarde van Fairtrade is dat boeren zich organiseren in coöperaties. Samen:
  • bepalen ze waarin zij investeren
  • onderhandelen ze met afnemers.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Ga zelf aan de slag!
Gebruik de rest van de les om 8.3 te maken 

Ben je eerder klaar? Ga dan verder met het voorbereiden voor het SE-economie. Maak bijvoorbeeld een mindmap of samenvatting per paragraaf.

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen checken
Wat weet je nog van ...
  • waarom noodhulp soms noodzakelijk is
  • welke hulp er nodig is voor economische groei in een ontwikkelingsland
  • welke mogelijkheden ontwikkelingslanden hebben om geld te lenen
  • hoe ontwikkelingslanden meer zekerheid krijgen over de exportinkomsten
l

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Als de wisselkoers van de euro stijgt, dan ...
(twee antwoorden zijn goed)
A
wordt de euro duurder voor het buitenland.
B
dan wordt de euro goedkoper voor het buitenland.
C
is de euro meer waard in het buitenland.
D
is de euro minder waard in het buitenland.

Slide 18 - Quizvraag

Werderuitvoer is 194,5 miljard

Totaal uitvoer goederen is 431,4 miljard

Bereken de wederuitvoer.
A
45,1%
B
45,10%
C
45,2%
D
45,20%

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.

Slide 20 - Quizvraag

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de handelsbalans
B
een tekort op de handelsbalans
C
een evenwicht op de handelsbalans

Slide 21 - Quizvraag

Veel handelen met het buitenland heet:
A
open economie
B
gesloten economie
C
internationale economie
D
nationale economie

Slide 22 - Quizvraag

De betalingsbalans geeft de waarde weer van de:
A
geïmporteerde en geëxporteerde goederen
B
geïmporteerde en geëxporteerde diensten
C
alle betalingen en ontvangsten uit het buitenland

Slide 23 - Quizvraag

Begrippen
  • Internationale handel
  • Import (quote)
  • export (quote)
  • open en gesloten economie
  • handelsbalans

Slide 24 - Tekstslide