2HVa III lees/schrijfvaardigheid opbouw tekst conventies brief

welkom 2HVa
Ga zitten, pak je spullen en leg die op tafel. We duiken in ons verhaal.
 
timer
10:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

welkom 2HVa
Ga zitten, pak je spullen en leg die op tafel. We duiken in ons verhaal.
 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een verlaten huis ziet er altijd een beetje eng uit, Net alsof het er niet ... is.

Welk woord moet er op de puntjes staan?
A
ruig
B
pluis
C
kuis
D
thuis

Slide 2 - Quizvraag

Pluis: het is iet pluis. het is er niet in orde, het is er eng.

Pluis betekende vroeger netjes. Als je kamer was opgeruimd, kon je dus zeggen: mijn kamer is pluis = mijn kamer is in orde.

Nu zetten we er meestal niet voor, niet pluis = niet in orde, niet fijn.
planning
  • voorlezen
  • boek: sociogram
  • aan de slag
  • voorwerk: schrijven van een brief.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel
  • je weet wat een sociogram is en hebt er één gemaakt van ons gelezen boek
  • je hebt het voorwerk gedaan voor het schrijven van een brief.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kennis ophalen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opbouw brief: 3 elementen
Aanhef
Inhoud
Afsluiting

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanhef
Lieve + voornaam
Beste + voornaam
Beste + mevr./dhr Achternaam
Geachte + mevr./dhr Achternaam

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud 
- Gebruik alinea's
- Let op je taalgebruik --> formeel of informeel?
- Vertel/beschrijf EN stel vragen 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
(Veel) Liefs + je eigen voornaam
Groeten/groetjes + je eigen voornaam (achternaam mag)
Met vriendelijke groet(en) + eigen voor- en achternaam

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

formeel/informeel taalgebruik
Zou je de koning hetzelfde aanspreken als vrienden?
Je taalgebruik is niet alleen afhankelijk van de persoon met wie je spreekt, maar ook van de situatie.

Formeel = de 'vorm' is belangrijk, vooral gebruik buitenshuis.
Informeel = persoonlijker, losser, meer geschikt voor niet-officiële situaties.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

spreektaal/schrijftaal
Spreektaal: doel is interactie, snel en vluchtig, meestal informeel van toon
Schrijftaal: doel is informatieoverdracht, blijvend (naleesbaar in rust), vaak formeler en ingewikkelder.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jo, uh... ik ga ff naar de Appie.
A
spreektaal
B
schrijftaal
C
informeel taalgebruik
D
formeel taalgebruik

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goedemorgen, ik ga straks even naar de Albert Heijn om de hoek.
A
spreektaal
B
schrijftaal
C
informeel taalgebruik
D
formeel taalgebruik

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zou het zeer waarderen als jij deze ochtend naar Albert Heijn gaat.
A
spreektaal
B
schrijftaal
C
informeel taalgebruik
D
formeel taalgebruik

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanhef

Inhoud
Afsluiting
Liefs, jullie zoon Jannes
Ik ben blij dat ik een brief kan schrijven. Het is niet leuk hier. Ik heb het altijd koud. Mijn vrienden zijn dood of gewond. 
Het lawaai maakt me gek. Altijd geluid van kanonnen en mensen die gillen. Het is vreselijk om te horen. 
Hoe gaat het met jullie? Ik hoop dat de oorlog snel voorbij is en ik naar huis kan!
Lieve papa, mama en zus,

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
  • H1.2 Lezen, blz. 16, maken opdr. 1
  • lezen theorie 'Leesstrategieën', maken opdr. 2
  • lezen theorie 'Tekstverband 1', maken opdr. 3


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ons boek, ons verhaal 
I. Wie is wie? En welke relaties hebben ze tot elkaar.
Maak een sociogram.
II. Noteer tenminste twee gebeurtenissen in het verhaal die jou goed zijn bijgebleven.
Wie waren betrokken bij die gebeurtenis? Was je het eens met wat de hoofdpersoon deed of zei? Welke vraag zou je hem/haar stellen? 
timer
16:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt en tot de volgende les

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies