4.3 lezen 1MK deel 2

1MK
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1MK

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • 8 minuten lezen
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • de tekstdoelen informeren en amuseren herkennen;
  • instructies herkennen;
  • verwijswoorden herkennen;
  • signaalwoorden herkennen die een tijdsvolgorde aangeven.

Slide 4 - Tekstslide

Wat geven signaalwoorden aan?
A
Hoe laat het is
B
Woorden
C
Een verband
D
Welke bladzijde je bent

Slide 5 - Quizvraag

Waartussen geven signaalwoorden een verband aan?
A
Woorden
B
Zinnen
C
Alinea's
D
Teksten

Slide 6 - Quizvraag

Welk verband hoort bij de zin:
Ik hou van friet, maar niet van paprika
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Tijdsvolgorde

Slide 7 - Quizvraag

Welk verband hoort bij de zin:
Max kan goed wielrennen, hij kan ook geweldig zwemmen. Bovendien loopt hij regelmatig hard.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Tijdsvolgorde

Slide 8 - Quizvraag

Welk verband hoort bij de zin:
Voordat Pien de deur uitgaat, geeft ze haar konijn te eten. Daarna fietst ze naar school.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Tijdsvolgorde

Slide 9 - Quizvraag

Opsomming 
Tegenstelling
Tijdsvolgorde
Als eerste
Maar
Vervolgens
Daarna
Ten slotte
Daarentegen

Slide 10 - Sleepvraag

Theorie
Je weet al dat signaalwoorden een verband aangeven tussen woorden, zinnen of alinea’s. Bijvoorbeeld bij een opsomming of een tegenstelling.
Er zijn ook signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven. Deze woorden vertellen je in welke volgorde gebeurtenissen plaatsvinden.

Slide 11 - Tekstslide

Verband
Signaalwoord
opsomming
als eerste, bovendien, daarnaast, vervolgens, ook, tot slot
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, toch, integendeel
tijdsvolgorde
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
Ik hou van friet, maar niet van paprika

Max kan goed wielrennen, hij kan ook geweldig zwemmen. Bovendien loopt hij regelmatig hard.

Voordat Pien de deur uitgaat, geeft ze haar konijn te eten. Daarna fietst ze naar school.

Slide 13 - Tekstslide

Paragraaf 4.3
Maken opdracht 16 t/m 20
Aan de slag!!!!

Slide 14 - Tekstslide