sterke en zwakke ww

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

DOELEN

- verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden kennen

- de persoonsvorm van zwakke  en sterke werkwoorden in de verleden tijd goed schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Verloop van de les
uitleg
vragen
werkblad maken
zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

herhaling: sterke en zwakke ww
zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank
luisteren - luisterden
fietsen - fietsten
sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd wel van klank
 slapen - sliepen
drinken - dronken

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

zwakke werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Zwakke en sterke werkwoorden
Sterk: ik ben sterk genoeg om te veranderen --> lopen - liepen
Zwak: Ik ben niet sterk genoeg om te veranderen --> raden - raadden

Slide 8 - Tekstslide

Vul zo veel mogelijk sterke werkwoorden in!

Slide 9 - Open vraag

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 10 - Sleepvraag

Sterk of zwak werkwoord?


Zwemmen
A
sterk
B
zwak

Slide 11 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?


Voetballen
A
sterk
B
zwak

Slide 12 - Quizvraag

Sterk of zwak?

DENKEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 13 - Quizvraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
ik [kopen] gisteren een boek

Slide 14 - Open vraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
Max en ik [eten] alles op

Slide 15 - Open vraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
ik .... hem niet [kennen]

Slide 16 - Open vraag


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
knijpen
???
???

Slide 17 - Open vraag

Wat is de verleden tijd van :
wij blazen?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een sterk en zwak werkwoord?

Slide 19 - Open vraag

Hoe vond je het?
A
ik vind het nog moeilijk
B
ik vind het nog een beetje moeilijk
C
ik snap het bijna
D
ik snap de les

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag
Werkblad maken
Klaar? 
Naam erop en op de hoek van je tafel
Weektaak maken

timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide