30. Vaardigheid Schrijven

VAARDIGHEDEN: SCHRIJVEN
Taalblokken 4. Je moet niveau 3F Vaardigheden | Verkort hebben, hoofdstuk 3: schrijven. 

Je krijgt vandaag theorie over 3.4 Samenhang, 3.5 Hoofdzaken en bijzaken.
Totaal: § 3.1 t/m § 3.5. 3.6 (argumenteren - volgend jaar) 3.7 gaat over bronnen, 3.8 over samenvatten. Strategie(ën) en Theorie(ën) goed doornemen/leren. 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

VAARDIGHEDEN: SCHRIJVEN
Taalblokken 4. Je moet niveau 3F Vaardigheden | Verkort hebben, hoofdstuk 3: schrijven. 

Je krijgt vandaag theorie over 3.4 Samenhang, 3.5 Hoofdzaken en bijzaken.
Totaal: § 3.1 t/m § 3.5. 3.6 (argumenteren - volgend jaar) 3.7 gaat over bronnen, 3.8 over samenvatten. Strategie(ën) en Theorie(ën) goed doornemen/leren. 

Slide 1 - Tekstslide

SAMENHANG (3.4)
Kenmerk: 
- een komma vóór het signaalwoord, behalve bij 'en' + 'of'. 
Voorwaarde: een lange zin of een zin waarbij je bij jezelf merkt dat je een adempauze neemt. 

Signaalwoorden geven een signaal af aan de zin. 

Een aantal voorbeelden van signaalwoorden:

Slide 2 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN

Er zijn verschillende tekstverbanden met eigen signaalwoorden. 

  • de tegenstelling [ maar, hoewel, daarentegen ]  
  • de opsomming [ bovendien, ten eerste, ten tweede, ook] 
  • de toelichting [ zo, bijvoorbeeld, zoals, op deze manier ] 
  • de tijd en de volgorde daarin [ gisteren, vervolgens, vroeger, nu, toen, daarna ]  
                     

Slide 3 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN
  • de voorwaarde [ als, indien, in het geval dat ]  
  • de reden vanuit mijzelf [ want, omdat, daarom, daardoor ]
  • de reden vanuit iets of iemand anders [ doordat, dankzij, als gevolg van, dat komt door, waardoor, zodat ]
  • de conclusie [ dus, concluderend, kortom, dat houdt in ]
  • het doel-middel of middel-doel [ om te, opdat, door middel van, daarmee, met de bedoeling ]
                     

Slide 4 - Tekstslide

HOOFD- EN BIJZAKEN (3.5)
Niet alle informatie in een geschreven of gesproken tekst is even belangrijk.

Hoofdzaken: beantwoordt wie-, wat-, waar-, wanneer- en hoe-vragen over het onderwerp. Hoofdzaken geven antwoord op één van die vragen (het Journaal). 
Bijzaken kan je weglaten, die geven extra informatie waar de tekst zonder kan (rtl 4).

Slide 5 - Tekstslide

De afbeelding
Functie 1: de aandacht trekken of vasthouden. 
→ Je wordt nieuwsgierig. 

Functie 2: de tekst ondersteunen of iets uitleggen wat in de tekst voorkomt. 
→ Je ziet iemand waar het in de tekst over gaat, of een tabel/grafiek met extra uitleg. Dit kan ook in een kader. 


Slide 6 - Tekstslide

De mindmap
Dit helpt enorm als je gestructureerd wilt schrijven. Dus weet je van jezelf dat je van jouw onderwerp afwijkt, bijvoorbeeld omdat je alles interessant vindt, maak dan een mindmap van tevoren. 

► Hoe dan? 
Je zet de hoofdzaken in de ene kolom en de uitweiding ervan, de bijzaken, met voorbeelden, anekdotes, etc. in de kolom ernaast. Je verdeelt het altijd onder in inleiding/kern/slot. 

Slide 7 - Tekstslide

De mindmap
► Wat komt er zoal in de mindmap?
- het onderwerp
- de hoofdgedachte (dus wat jij van het onderwerp vindt)
- de doelgroep (voor wie schrijf je dit eigenlijk?) → doelgroepgericht schrijven/spreken
- het tekstdoel. Wil je informeren? Amuseren? 

Dit lijkt op een schrijfplan, maar je kunt ook een mindmap maken. 

Slide 8 - Tekstslide

ARGUMENTEREN (3.6) 
Je hebt een algemene stelling waar je over kunt discussiëren en daar neem jij jouw standpunt bij in. 

Stelling: De NS rijdt nooit op tijd
Jouw standpunt: ik ben het er gedeeltelijk mee eens, want/omdat 

- je gebruikt dus het signaalwoord 'want' of 'omdat'. Dan ben je aan het argumenteren. 

Slide 9 - Tekstslide

WAT MOETEN WE DOEN?
Je maakt de vaardigheidstoets van elke paragraaf t/m 3.5. 
3.1 Tekstsoorten en tekstdoelen: 2 vragen.
3.2 Onderwerp en hoofdgedachte: 2 vragen
3.3 Inleiding, kern, slot: 3 vragen
3.4 Samenhang: 3 vragen
3.5 Hoofd- en bijzaken: 2 vragen

Slide 10 - Tekstslide

EINDE VAN DEZE LES
maandag 2 juni géén Nederlands 
maandag 9 juni Tweede Pinsterdag

► maandag 16 juni laatste lesdag. Heb je dan nog niet alle vaardigheidstoetsen af, dan moet je terugkomen. 

Dat kan ook ttv de zogenoemde inhaalweken: ma 23 juni tijdens het lesuur Ned.; ma 30 juni (idem) en ma 7 juli (idem). 

Slide 11 - Tekstslide