Nederlands Tekststructuren

Vaste tekststructuren
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vaste tekststructuren

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg tekststructuren 
  • Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn tekststructuren en wat heb je er aan...? 

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn tekststructuren?

Slide 4 - Woordweb

Tekststructuren 
Bij langere teksten wordt het onderwerp behandeld via een vaste structuur.

De inhoud van:
- Inleiding
- Kern
- Slot


Slide 5 - Tekstslide

7 vaste tekststructuren
1. aspectenstructuur
2. verleden/heden/toekomststructuur
3. voor-en nadelenstructuur
4. vraag-antwoordstructuur
5. argumentatiestructuur
6. probleem/oplossingstructuur
7. verklaringsstructuur

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Vaste tekststructuren
  • Aspectenstructuur: Tekst met onderwerp & diverse verschillende aspecten
  • Verleden/heden/toekomst structuur: Tekst met onderwerp & vroeger, nu, toekomst
  • Voor- en nadelenstructuur: Tekst met onderwerp & voor- en nadelen
  • Vraag/antwoordstructuur: Tekst met vraag & antwoord

Slide 8 - Tekstslide

Vaste tekststructuren
  • Argumentatiestructuur: tekst start met een mening of standpunt, gevolgd door argumenten.
  • Probleem/oplossingsstructuur: Tekst begint met een probleem, gevolgd door oplossingen.
  • Verklaringsstructuur: Tekst begint met een verschijnsel, gevolgd door eventuele verklaringen.

Slide 9 - Tekstslide

Aspectenstructuur
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  • Slot: samenvatting 

Voorbeeld: "Welke invloed heeft energydrank op jongeren?" 

Slide 10 - Tekstslide

Verleden-heden-toekomststructuur
  • inleiding: introductie onderwerp
  • Middenstuk:  situatie vroeger, situatie nu, situatie toekomst
  • slot: conclusie (toekomstverwachting)

Voorbeeld: Hoe is de gloeilamp ontstaan en gebruiken we die nu nog? 



Slide 11 - Tekstslide

Voor-nadelenstructuur
  • Inleiding: vraag of stelling
  • Middenstuk: voordelen/nadelen
  • Slot: afweging /conclusie 

Voorbeeld: "Wat zijn de voor- en nadelen van het starten van een lesdag om tien uur?"

Slide 12 - Tekstslide

Vraag-antwoordstructuur
  • Inleiding: vraag
  • Middenstuk: antwoord 
  • Slot: samenvatting of conclusie 

Voorbeeld: "Welke maatregelen kan ik treffen tegen de opwarming van de aarde?" 

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
  • Inleiding: standpunt
  • Middenstuk: argumenten voor het standpunt / tegenargument / weerlegging
  • Slot: herhaling stelling / beantwoorden van de vraag 

Voorbeeld:"Het opvoeden van kinderen is onzin" 

Slide 14 - Tekstslide

Probleem-oplossingstructuur 
  • inleiding: probleem
  • middenstuk: gevolgen, oorzaken, oplossingen
  • slot: afweging (beste oplossing) conclusie 
In de kern werk je het probleem uit 

Voorbeeld: "Hoe lossen we het eierentekort op?"


Slide 15 - Tekstslide

Verklaringsstructuur 
  • Inleiding: noemen van een bepaald verschijnsel 
  • Middenstuk: kenmerken, voorbeelden, verklaringen, oorzaken, redenen
  • Slot: samenvatting

Voorbeeld: "Kaalheid bij mannen" 


Slide 16 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor/nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur

Slide 17 - Quizvraag

Hoe heet de volgende tekststructuur?
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp
Slot: samenvatting

A
ASPECTENSTRUCTUUR
B
ONDERWERP STRUCTUUR
C
VOOR- EN NADELEN STRUCTUUR
D
VRAAG- EN ANTWOORD STRUCTUUR

Slide 18 - Quizvraag

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur

Slide 19 - Quizvraag

Welke vaste tekststructuur is zeker niet geschikt voor een uiteenzetting?(informatieve tekst)
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 20 - Quizvraag

Welke tekststructuur past niet bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 21 - Quizvraag

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 22 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 23 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 24 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Verleden-heden(-toekomst)structuur
Vraag-antwoordstructuur
Verklaringsstructuur
Aspectenstructuur

Slide 25 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Verleden-heden(-toekomst)structuur
Vraag-antwoordstructuur
Verklaringsstructuur
Aspectenstructuur
Het aantal fietsongelukken blijft stijgen. Wat is er aan de hand?
Bijna driekwart van alle fietsdoden en bijna de helft van de ernstig gewonde fietsers is ouder dan 60 jaar. ‘Er is een dubbele vergrijzing aan de gang: meer ouderen en de ouderen die er zijn, fietsen vaker’, zegt Marjolein Boele (...)
Het zou ook al heel veel schelen als fietsers geen auto’s zouden tegenkomen. Bij bijna de helft van alle ongelukken waar fietsers omkomen, is een auto betrokken.
‘Er is geen onderzoek waaruit blijkt dat mensen op een elektrische fiets meer ongelukken hebben’, zegt Boele van de SWOV. Wat wel bekend is, is dat mensen op een elektrische fiets bij een ongeval ernstiger letsels hebben. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide