Onderdeel 2 Cursus 1 Meer dan lezen Paragraaf 2 Onbekende woorden

Onderdeel 2 Cursus 1 Meer dan lezen paragraaf 2 Onbekende woorden
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Onderdeel 2 Cursus 1 Meer dan lezen paragraaf 2 Onbekende woorden

Slide 1 - Tekstslide

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands
- Je schrift 
- Je pen/etui

Heb je dit niet op tafel, dan zijn spullen niet in orde!
timer
2:30

Slide 2 - Tekstslide

Doelstellingen:
  • Je leert de betekenis van onbekende woorden in een tekst ontdekken door woordraadstrategieën te gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Wat doe jij als je een onbekend woord tegenkomt?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Link

Woordraadstrategieën 
1. Een tegenstelling zoeken
2. Een bekend woorddeel zoeken

Slide 6 - Tekstslide

1. Een tegenstelling zoeken
Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms vinden doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. Een tegenstelling is een woord dat precies het tegenovergestelde betekent.
Bijvoorbeeld: boven ↔ onder; hoog ↔ laag; veilig ↔ gevaarlijk; klassiek ↔ modern.

Zo zoek je een tegenstelling
Let in de tekst op de woorden maar, echter, toch, daarentegen. Aan deze woorden kun je zien dat er een tegenstelling in de tekst staat.
Nieuwe games zijn vaak prijzig, maar in de uitverkoop zijn ze goedkoop.
Het woord prijzig is een tegenstelling van goedkoop. Prijzig betekent dus duur.

Slide 7 - Tekstslide

2. Een bekend woorddeel zoeken (1)
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel in dat woord. Deze strategie kun je toepassen bij woorden die zijn samengesteld uit twee of meer woorden, bij woorden met een voorvoegsel en bij woorden met een achtervoegsel.





Slide 8 - Tekstslide

2. Een bekend woorddeel zoeken (2)
Zo zoek je een bekend woorddeel
Kijk welke delen van het woord jij al kent. Bijvoorbeeld:

inkoopmedewerker. Je kent het woord inkoop en het woord medewerker. Een inkoopmedewerker is dus iemand in het bedrijf die meehelpt met de inkoop.

Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat, bijvoorbeeld: on-, her-.
Bijvoorbeeld:
ongezond. Je weet dat on- hetzelfde is als niet of zonder. Ongezond betekent dus niet gezond.
hergebruiken. Je weet dat her- opnieuw betekent. Hergebruiken betekent dus opnieuw gebruiken.
Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat, bijvoorbeeld: -vol, -loos, -rijk.
naamloos. Je weet dat -loos hetzelfde is als zonder. Naamloos betekent dus dat iets zonder naam is, het heeft geen naam.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken opdracht 1 


timer
4:00

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken 
Antwoorden opdracht 1

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2
Aan de slag!
Maken opdracht 2

timer
3:00

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 3

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de vragen bij opdracht 3 

Daarna samen nakijken.
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 4

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de vragen bij opdracht 4

Daarna samen nakijken.
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Samen maken we opdracht 5

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Zelfstandig opdracht 5 en 6 maken.

Ben je klaar. Ga dan naar opdracht 7 en 8

Daarna samen nakijken.
timer
8:00

Slide 18 - Tekstslide

Op welke manier kun je achter de betekenis van een onbekend woord komen?
(bezittelijk voornaamwoord)

Slide 19 - Open vraag

Vond je deze paragraaf moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Waarom vind je dat?

Slide 21 - Open vraag

Vragen?

Slide 22 - Open vraag