disco 3-2020
Wat is de betekenis van:
statim
statim
A
kijk
B
meteen
C
over
D
altijd
1 / 27
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
Wat is de betekenis van:
statim
statim
A
kijk
B
meteen
C
over
D
altijd
Slide 1 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
filia
filia
A
zuster
B
vrouw
C
eiland
D
dochter
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het meervoud van filia?
A
filiae
B
filii
C
filia
D
filies
Slide 3 - Quizvraag
Tot welke groep behoort filia?
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 3
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
equus
equus
A
vriend
B
gelijk
C
paard
D
vier
Slide 5 - Quizvraag
Tot welke groep behoort equus?
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 3
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het meervoud van equus?
A
equae
B
equi
C
equa
D
eques
Slide 7 - Quizvraag
Waaraan kun je zien welk zelfstandig naamwoord tot groep 3 behoort?
Slide 8 - Open vraag
Wat is de betekenis van:
errare
errare
A
zwerven
B
trekken
C
binnengaan
D
verzamelen
Slide 9 - Quizvraag
Tot welke stam hoort errare?
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
audire
audire
A
horen
B
zien
C
ruiken
D
lachen
Slide 11 - Quizvraag
Tot welke stam hoort audire?
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
De vriendin helpt het meisje.
A
De vriendin
B
helpt
C
het meisje
Slide 14 - Quizvraag
Lieve zoekt Ineya op de gang.
A
Lieve
B
de gang
C
Ineya
D
er is geen LV
Slide 15 - Quizvraag
Achter de boom kust de jongen stiekem het meisje.
A
boom
B
de jongen
C
het meisje
D
er is geen LV
Slide 16 - Quizvraag
Het beeld van Maria viel in het water.
A
Het beeld
B
Maria
C
het water
D
er is geen LV
Slide 17 - Quizvraag
Ik lees altijd graag een spannend boek.
A
ik
B
graag
C
een spannend boek
D
er is geen LV
Slide 18 - Quizvraag
In het weekend slapen mijn kinderen vaak uit.
A
het weekend
B
mijn kinderen
C
vaak
D
er is geen LV
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
De docent is vandaag vrolijk.
A
De docent
B
vandaag
C
vrolijk
D
er is geen nd
Slide 21 - Quizvraag
Het vogeltje zit hoog in de boom.
A
Het vogeltje
B
hoog
C
in de boom
D
er is geen nd
Slide 22 - Quizvraag
Het meisje voor de deur was mijn zus.
A
Het meisje
B
voor de deur
C
mijn zus
D
er is geen nd
Slide 23 - Quizvraag
Hidde en Chris zijn al in de klas
A
Hidde en Chris
B
al
C
in de klas
D
er is geen nd
Slide 24 - Quizvraag
Moeilijk is deze les niet.
A
Moeilijk
B
deze les
C
niet
D
er is geen nd
Slide 25 - Quizvraag
nominativus
accusativus
Onderwerp
Lijdend Voorwerp
naam-
woordelijk deel
BwB
(na een vz)
Slide 26 - Sleepvraag
Welke vragen heb je nu nog over les 3?
