Woordenschat 2 Hoofdstuk 2 Geld en regelzaken

 Woordenschat 2 Hoofdstuk 2 Geldzaken
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

 Woordenschat 2 Hoofdstuk 2 Geldzaken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

waar denk je aan
bij het thema
"geldzaken"?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn veel spreekwoorden en uitdrukkingen die te maken hebben met 'geld'.

Welke horen bij elkaar?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb niet zoveel geld dat ik alles maar kan kopen.
Iets voor weinig geld kopen.
Dat kost mij heel veel geld.
Veel geld uitgeven zonder daarbij na te denken.
Dat kost mij heel veel geld.
Van alleen maar veel geld hebben, word je niet gelukkig.
Een gat in de hand hebben.
Het geld groeit me niet op de rug.
Iets voor een prikkie kopen.
Geld maakt niet gelukkig.
Geld over de balk smijten.
Dat is een rib uit mijn lijf. 

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Geldzaken
  • inkomen
  • loon of salaris
  • uitkering
  • geld dat je cadeau krijgt

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 doelen
Ik leg uit wat een inkomen is.

Ik benoem
verschillende inkomsten.






Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 inkomen
= het geld
dat je verdient of krijgt.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies








 
= geld dat binnenkomt








= geld dat je uitgeeft

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inkomsten
uitgaven
loon ontvangen
uitkering
salaris
cadeau kopen
zakgeld inleveren
kleedgeld
stagevergoeding

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

stagevergoeding
loon of salaris
uitkering

Er zijn verschillende soorten inkomen:

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stage-vergoeding:
vergoeding = beloning  / betaling


Het bedrag dat je krijgt voor iets dat je gedaan hebt.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitkering:
= geld dat je krijgt van de overheid.

  • mensen die werkloos raken
  • mensen die arbeidsongeschikt raken
  • mensen die ziek worden

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

loon:

Als je werkt, verdien je loon.

Dit noem je ook wel: salaris.





Slide 13 - Tekstslide

Waarom?
Bijv. werkeloos, arbeidsongeschikt, etc.
  • Het loon dat je verdient is een brutoloon.
  • Er gaat geld af voor belasting en sociale verzekeringen.
  • Wat je dan overhoudt, is je nettoloon.
  • Dit is het bedrag dat je op je bankrekening krijgt.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies