In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 8
Daantje D. uit het pittoreske E.
bedrijfskolom
veranderingen in de kolom
push / pull
soorten distributie
distributie intensiteit
kengetallen
Herhaling
Slide 1 - Tekstslide
1
2
3
4
5
Zet voor het product chips de volgende schakels op de juiste plek in de bedrijfskolom
Chipsfabriek
Aardappelgroothandel
Aardappelboer
Detailhandel
Distributiecentrum
Slide 2 - Sleepvraag
Bewegingen in de bedrijfskolom
De lengte van een bedrijfskolom kan per product verschillen.
Maar het aantal schakels in een bedrijfskolom kan ook veranderen, er zijn 4 mogelijkheden:
Integratie
Differentiatie
Specialisatie
Parallellisatie
Slide 3 - Tekstslide
Gevolgen voor distributiekanaal
Directe distributie :
geen handelsschakels tussen
producent en consument
Indirecte distributie:
één handelsschakel (kort) of enkele
handelsschakels (lang) tussen
producent en consument
Slide 4 - Tekstslide
De producent probeert de tussenhandel over te halen het product in het assortiment op te nemen
De producent benadert de consument met promotie waardoor de consument naar het product gaat vragen bij de detaillist
Push- of pull-strategie
Slide 5 - Tekstslide
Van welke beweging in de bedrijfskolom is sprake als fabrikanten direct gaan leveren aan consumenten?
A
Integratie
B
Differentiatie
C
Parallellisatie
D
Specialisatie
Slide 6 - Quizvraag
Als fabrikanten direct gaan leveren aan consumenten spreken we van?
A
Directe distributie
B
Indirecte distributie
C
Distributie versnelling
D
Distributie inkorting
Slide 7 - Quizvraag
In Eindhoven werken bloemenwinkels steeds meer samen. Hierdoor kopen zij steeds vaker rechtstreeks in bij de kwekers.
Hoe noemen we deze samenwerking?
A
Franchising
B
Inkooporganisatie
C
Warehousing
D
United Buyers
Slide 8 - Quizvraag
Een bedrijf kiest ervoor om een tussenhandel in te schakelen. Waarom zou een bedrijf dat kunnen doen?
A
Slechte kennis van de lokale markt
B
Volume verdeel problemen
C
Van Muiswinkel effect
D
Zowel A, B, als C
Slide 9 - Quizvraag
Noem drie mogelijke schakels bij indirecte distributie
Slide 10 - Open vraag
Een speelgoedfabrikant maakt speelgoed voor baby’s, peuters en kleuters. Voor dit speelgoed maakt het bedrijf vooral reclame in weekbladen en op televisie.
Hier is sprake van..
A
Een pull-strategie
B
Een push-strategie
C
Selling In
D
Selling Out
Slide 11 - Quizvraag
Push- en pullstrategie
Push fabrikant bewerkt distribuanten, duwt het product door het kanaal
Pull fabrikant bewerkt consumenten waardoor cosumenten product door kanaal heen trekken
Slide 12 - Tekstslide
Bavaria levert een 7 pack (voor geluk!) met daarbij verdomd fraaie maar kleine broekjes via de groothandel aan de detailhandel, inclusief mooi presentatiemateriaal voor op de vloer. Hier is sprake van..
A
Point-of-Purchase
B
Een pull-strategie
C
Selling In
D
Buying Out
Slide 13 - Quizvraag
Waarom is een pull strategie vooral geschikt voor grotere bedrijven en fabrikanten met voldoende financiële middelen?
Slide 14 - Open vraag
Distributie-intensiteit
Distributie-intensiteit geeft aan hoeveel verkooppunten je wilt inschakelen bij de verkoop van je product. Het verkooppunt is de plaats (fysiek of online) waar je product te koop is. Er zijn 3 vormen van distributie:
Intensieve distributie
Selectieve distributie
Exclusieve distributie
Slide 15 - Tekstslide
Intensieve distributie
Bij intensieve distributie streeft de producent ernaar een zo groot mogelijk aantal geschikte verkooppunten in te schakelen.
'Geschikt' wil zeggen: het soort winkels waar de consument een desbetreffend product verwacht aan te treffen: 'sell it where they buy it'.
Intensieve distributie van bijvoorbeeld sportschoenen wil zeggen: de producent wil zijn product bij zoveel mogelijk sportwinkels én schoenenzaken verkopen.
Slide 16 - Tekstslide
Selectieve distributie
Bij selectieve distributie schakelt de producent slechts een beperkt deel van de in principe geschikte verkooppunten in: ‘sell it where it sells best’
Hij selecteert alleen de verkooppunten met een winkelformule die hij vindt passen bij zijn product.
Een belangrijke reden voor selectieve distributie is bijvoorbeeld de aandacht en service die het verkooppunt rond product en promotie geeft.
Slide 17 - Tekstslide
Exclusieve distributie
Bij exclusieve distributie maakt de producent gebruik van een klein aantal verkooppunten.
Meestal verleent de producent elk afzonderlijk verkooppunt de alleenverkooprechten in een bepaald geografisch gebied.
Exclusieve distributie gaat vaak per definitie via een kort kanaal.
Slide 18 - Tekstslide
Een fabrikant van kant-en klaarmaaltijden maakt gebruik van intensieve distributie.
Deze fabrikant levert aan…
A
alle specialiteitenzaken in een regio.
B
alle supermarkten in een regio.
C
enkele supermarkten in een regio.
D
Picnic
Slide 19 - Quizvraag
Een fabrikant van parfum zal gebruik maken van:
A
Intensieve distributie
B
Selectieve distributie
C
Exclusieve distributie
D
Peer 2 Peer
Slide 20 - Quizvraag
Jumbo supermarkt maakt gebruik van:
A
Intensieve distributie
B
Selectieve distributie
C
Exclusieve distributie
D
Snollebollekes
Slide 21 - Quizvraag
Voor welke vorm van distributie zal de producent van Rolex horloges kiezen?
A
Intensieve distributie
B
Exclusieve distributie
C
Selectieve distributie
Slide 22 - Quizvraag
Bij selectieve distributie levert een bedrijf aan…
A
alle supermarkten
B
de groothandel rechtstreeks
C
een dealernetwerk.
Slide 23 - Quizvraag
Op welke wijze zullen de onderstaande producten gedistribueerd worden?
Intensieve distributie
Selectieve distributie
Exclusieve distributie
Slide 24 - Sleepvraag
Bij welke vorm van distributie kiezen fabrikanten ook vaak voor het korte kanaal?
A
exclusieve en intensieve distributie
B
selectieve, exclusieve en intensieve distributie
C
intensieve en selectieve distributie
D
selectieve en exclusieve distributie
Slide 25 - Quizvraag
Wanneer het de consument gaat om een product van een bepaald merk spreek je van
A
Specialty good
B
Convenience good
C
Unsought good
D
Shopping good
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de selectie indicator?
Slide 27 - Open vraag
Een brouwer merkt dat zijn speciaalbier bij 40% van alle betere slijterijen verkocht wordt. Deze brouwer heeft inzicht in ?