Hoe was de vakantie?

• Nederlands
• ISK

Welkom terug! 

Leuk dat jullie er weer zijn. Hoe gaat het?”

“Welkom terug!          Leuk dat jullie er weer zijn!

Terug van vakantie – “Hoe was jouw vakantie?”

• 1. Wat zie je?
•  2. Waar is het strand?
•  3. Waar is de fiets?
•  4. Zie je het vliegtuig?
•  5. Wie is in de tuin?
•  6. Zie je een auto of een bus?
•  7. Was jij op vakantie?
•  8. Waar was jij?
•  9. Was je met familie?
•  10. Wat was leuk?  

Pak je  telefoon

Hoe gaat het met je?

😒🙁😐🙂😃

Wat is de datum van vandaag?

1. 1 september
2. 5 september
3. 11 september
4. 12 september

Wat heb je gedaan
in de vakantie?
Ben je weg geweest?
Waar naartoe?

Waar was jij? – Vragen en voorbeeldantwoorden

• ■■ Was jij op vakantie?
  
• - Ja, ik was op vakantie.
  
• - Nee, ik was thuis.
  

• ■ Waar was jij?
  
• - Ik was in Nederland.
  
• - Ik was in Turkije.
  
• - Ik was thuis.
  

• ■ Met wie was jij?
  
• - Ik was alleen.
  
• - Ik was met mijn familie.
  
• - Ik was met vrienden.
  

• ■ Wat deed jij in de vakantie?
  
• - Ik sliep veel.
  
• - Ik ging naar het strand.
  
• - Ik werkte.
  

• ■ Was het leuk?
  
• - Ja, het was leuk!
  
• - Nee, het was niet leuk.
  

Heb je nog Nederlands gesproken in de vakantie? Met wie?

• Ik was thuis. 🏠
  
• Ik ging naar het strand. 🏖️
  
• Ik zag mijn familie. 👨‍👩‍👧
  
• Ik was in Nederland. 🇳🇱
  
• Ik was in Turkije. 🇹🇷
  
• Ik ging fietsen. 🚲
  
• Ik werkte. 👷
  
• Ik sliep veel. 😴

• 📝 Opdracht:
  
• – Lezen in tweetallen
  
• – Kruis aan: Wat klopt voor jou?
  
• – Vertel in de kring: “Ik was in …”, “Ik ging …”
  

🔶 4. Gesprek in tweetallen – vakantie vragen 

Bijvoorbeeld:

•  • Waar was jij?
  
•  • Was jij op vakantie?
  
•  • Wat deed jij in de vakantie?
  
•  • Met wie was jij?
  
•  • Was het leuk?
  

💬  In tweetallen elkaar vragen stellen.

• 🧍‍♀️ “Was jij op vakantie?”
  
• 🧍‍♂️ “Nee, ik was thuis.”
  
• 🧍‍♀️ “Wat deed jij?”
  

• 🧍‍♂️ “Ik werkte.”
  

10 minuten

Heb je nog Nederlandse televisie gekeken?

🔶 5. Schrijven of tekenen – Mijn vakantie 

Materiaal: Werkblad ‘Mijn vakantie’ met invulzinnen + pictogrammen.

✍️ Bijvoorbeeld:

 • Ik was in _______.

 • Ik deed _______.

 • Ik vond het (leuk / niet leuk).

 • Ik was met _______.

🔶 6. Samen afsluiten 

Korte terugblik:

🗣️ “Wie wil iets vertellen?”

bijvoorbeeld: zinnen voorlezen of laten zien wat ze getekend hebben.

Vrije tijd.
Wat hoort niet bij vrije tijd?

1. kletsen
2. winkelen
3. slapen
4. afwassen

In welke zin staat wat je gedaan hebt?

1. Ik ben gaan winkelen
2. Ik loop naar school
3. Ik heb gefietst
4. Wij werken nooit op zondag

Wat is de goede zinsvolgorde in een normale zin?

naar huis

1

2

3

4

om 3 uur

de leerlingen

gaan

Maak nu een vraag met de woorden :
Ik - gehad - veel vrije tijd - heb

I

ben

geweest

Ik

naar 

de stad

maak een vraag

Ben

gegaan?

jij

naar

school

zijn

gegaan

naar

Wij

de winkel