Les herhaling PW

Deutsch
Dienstag den 20. Mai 2025
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Deutsch
Dienstag den 20. Mai 2025

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?

Grammatik Sätze
Hören  
Grammatik WIederholung (hoe ziet PW eruit?)
Selbständig arbeiten


Slide 2 - Tekstslide

Grammatik Sätze
1 Wir spielen gegen (het) .......... Mannschaft(v) aus (een) .......... Nachbardorf.
2 (Mijn) ............ Bruder ist schon seit (een) .......... Woche krank.

3 Ich danke (!) (u)......... für (de) ........ Auskunft(v). 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Opdracht C
Modale hulpwerkwoorden + wissen

10 vragen - werkwoorden staan erbij

Slide 5 - Tekstslide

Modalverben 
Modale hulpwerkwoorden zijn veel gebruikte werkwoorden die bijvoorbeeld aangeven of iets noodzakelijk of wenselijk is




Vervoeging in het enkelvoud onregelmatig


ik moet naar school=   ich muss zur Schule
moeten                       =  müssen
Voorbeeld

Slide 6 - Tekstslide

Modalverben 
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie

darf
darfst
darf
dürfen 
dürft 
dürfen 

kann
kannst
kann
können 
könnt 
können 

mag
magst
mag
mögen 
mögt 
mögen 

muss
musst
muss
müssen 
müsst 
müssen 

will
willst
will
wollen 
wollt 
wollen 

weiß
weißt
weiß
wissen 
wisst
wissen 

möchte
möchtest
möchte
möchten 
möchte
möchten 

mogen=
dürfen
kunnen=
können
houden van=
mögen
moeten=
müssen
willen=
wollen
weten=
wissen
Graag willen=
möchten

Slide 7 - Tekstslide

Modalverben 
Let op: falsche Freunde!
    

mogen         =         dürfen

houden van =        mögen
Nederlands      Duits

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht D
Van bezittelijk voornaamwoord naar persoonlijk voornaamwoord

6 vragen 

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord naar persoonlijk voornaamwoord
Der Mann geht einkaufen

Ich habe dem Mann geholfen

Ich habe den Mann gesehen
Er geht einkaufen

Ich habe ihm geholfen

Ich habe ihn gesehen
Er geht einkaufen Ich habe ihn gesehen und ihm geholfen.


1e (o)

3e (mwv)

4e (lv)

Slide 10 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord
mijn  =
jouw =
zijn   =
haar =
zijn   =
onze =
jullie = 
hun  = 
uw   =
mein(e)
dein(e)
sein(e)
ihr(e)
sein(e)
unser(e)
euer/eure
ihr(e)
Ihr(e)

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht E
Het persoonlijk voornaamwoord

12,5 punt

Slide 12 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Ich 
du 
er 
sie 
es 

wir 
ihr 
sie 
Sie
mich 
dich 
ihn
sie
es

uns 
euch 
sie 
Sie
mij 
jou 
hem 
haar 
het 

ons 
jullie 
hun/hen 
u
ik 
jij 
hij 
zij 
het 

wij 
jullie 
zij 
u
1e naamval 
(onderwerp)
4e naamval
(lijdend voorwerp)
3e naamval
(meewerkend voorwerp)
mij 
jou 
hem 
haar 
het 

ons 
jullie 
hun/hen 
u
mir
dir 
ihm
ihr
ihm

uns 
euch 
ihnen
Ihnen

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht F
Afmaken van schema 
5 punt

Slide 14 - Tekstslide

der-Gruppe
M
V
O
MV.
1e
der 
die
das
die
3e
dem
der
dem
den +n
4e
den
die
das
die
der-gruppe: dies-, jed-, welch-,solch-, all-, manch-

Slide 15 - Tekstslide

ein-Gruppe
Mnl
Vrl
Onz.
MV. 
1e
ein
eine
ein
keine
3e
einem
einer
einem
keinen +n
4e
einen
eine
ein
keine
ein-Gruppe: kein-, mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer-, ihr-, Ihr-

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht G
Keuzevoorzetsels
13 punt

Slide 17 - Tekstslide

Situaties waarin je keuzevoorzetsels kan gebruiken
1. Plaatsbepaling 
  • Ich gehe in die Schule
  • Ich bin in der Schule

2. Tijdsbepaling
3. Geen plaats- en geen tijdsbepaling?

Slide 18 - Tekstslide

Wechselpräpositionen
Bij deze voorzetsels moet je kiezen tussen de derde of de vierde naamval.
3e naamval wordt gebruikt in rust of toestand. 
Wo?  - Wo bist du?                 Ich bin in der Schule

4e naamval  wordt gebruikt bij een beweging of richting. 
Wohin?- Wohin gehst du?   Ich gehe in die Schule

Slide 19 - Tekstslide

Wechselpräpositionen
3e naamval   stilstand 
Wo? 

4e naamval   beweging
Wohin?
an              =       aan
auf             =       op
hinter        =       achter
in                =       in
neben       =       naast
über          =        over 
unter         =        onder
vor              =        voor
zwischen  =        tussen

Slide 20 - Tekstslide

Tijdsbepaling en keuzevoorzetsels

Slide 21 - Tekstslide

Levend Memory

Slide 23 - Tekstslide