uitleg les 6 elektrische schakelingen

mavo 4 natuurkunde
les 6 elektrische schakelingen
Goedendag, fijn dat jullie er zijn
  • Telefoon in de telefoontas
  • Boek, schrift, pen, rekenmachine, geodriehoek op tafel
  • Zitten volgens de opstelling
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

mavo 4 natuurkunde
les 6 elektrische schakelingen
Goedendag, fijn dat jullie er zijn
  • Telefoon in de telefoontas
  • Boek, schrift, pen, rekenmachine, geodriehoek op tafel
  • Zitten volgens de opstelling

Slide 1 - Tekstslide

Starter for ten, maak de vraag in je schrift.
(Herhaling)
Teken een serieschakeling van drie lampjes, een schakelaar, een ampère meter. De spanningsbron is een batterij.

Teken een parallelschakeling van een weerstand en een lampje. De spanningsbron is een stopcontact

Teken een schakeling met één lampje, een ampère meter en een voltmeter die de stroomsterkte en de spanning op het lampje meten

Laat de drie schakelingen zien aan de docent.
timer
4:00

Slide 2 - Tekstslide

Doelen, wat gaan we doen.
  • Uitleg en oefenen met de wet van Ohm.
  • Uitleg en berekenen van het elektrische vermogen.
  • Uitleg en berekenen van de elektrische energie.

Slide 3 - Tekstslide

Meetinstrumenten aflezen
Lees de ampère meter af

Slide 4 - Tekstslide

De wet van Ohm
Voor ieder apparaat geldt dat de weerstand afhankelijk is van de spanning en van de stroomsterkte.
Wordt de spanning (U) groter dan wordt de weerstand ook groter (evenredig)
Wordt de stroomsterkte (I) groter dan wordt de weerstand kleiner (omgekeerd evenredig)

We noteren dit in een formule
R=IU

Slide 5 - Tekstslide

Draadweerstand
Een stroomdraad heeft ook een (kleine) weerstand.
De weerstand is afhankelijk van de lengte van de stroomdraad (l), de soortelijke weerstand (       ), deze staat in je binas in tabel 15, en de dikte van de draad (A).

Hoe groter de lengte, des te groter wordt de weerstand (evenredig)
Hoe groter de soortelijke weerstand, des te groter wordt de weerstand (evenredig)
Hoe groter de dikte van de draad, des te kleiner wordt de weerstand (omgekeerd evenredig)

De formule wordt: 

ρ
R=Alρ

Slide 6 - Tekstslide

Berekenen van de weerstand
Een koperdraad met een lengte van 30 cm en een dikte van 3 mm² wordt als stroomdraad gebruikt in een stroomkring.

Bereken de weerstand

Slide 7 - Tekstslide

Oplossing ==> noteer de vraag
Een koperdraad met een lengte van 30 cm en een dikte van 3 mm² wordt als stroomdraad gebruikt in een stroomkring.
Bereken de weerstand
vraag: 
R = ?

Slide 8 - Tekstslide

Oplossing ==> mogelijke formules
Een koperdraad met een lengte van 30 cm en een dikte van 3 mm² wordt als stroomdraad gebruikt in een stroomkring.
Bereken de weerstand
Formules


vraag: 
R = ?
R=Alρ
R=IU

Slide 9 - Tekstslide

Oplossing ==> gegevens
Een koperdraad met een lengte van 30 cm en een dikte van 3 mm² wordt als stroomdraad gebruikt in een stroomkring.
Bereken de weerstand
Formules


vraag: 
R = ?

      = koper, binas 15 ==> 0,017      mm²/m
l = 30 cm = 0,30 m
A = 3 mm²
R=Alρ
R=IU
ρ
Ω

Slide 10 - Tekstslide

Oplossing ==> som (eerst kijken welke formule goed is)
Een koperdraad met een lengte van 30 cm en een dikte van 3 mm² wordt als stroomdraad gebruikt in een stroomkring.
Bereken de weerstand
Formules


vraag: 
R = ?

      = koper, binas 15 ==> 0,017      mm²/m
l = 30 cm = 0,30 m
A = 3 mm²
R=Alρ
R=IU
ρ
Ω
R=Alρ
R=30,30,017

Slide 11 - Tekstslide

Oplossing ==> antwoordzin
Een koperdraad met een lengte van 30 cm en een dikte van 3 mm² wordt als stroomdraad gebruikt in een stroomkring.
Bereken de weerstand
Formules


vraag: 
R = ?

      = koper, binas 15 ==> 0,017      mm²/m
l = 30 cm = 0,30 m
A = 3 mm²

R =  0,0017 
R=Alρ
R=IU
ρ
Ω
R=Alρ
R=30,30,017
Ω

Slide 12 - Tekstslide

Berekenen van de weerstand
Bij een practicum wordt een lampje nagemeten.
Hieronder zie je de ampère meter en de voltmeter. Bereken de weerstand

Slide 13 - Tekstslide

Oplossing ==> vraag en mogelijke formules
Formules


vraag: 
R = ?
R=Alρ
R=IU

Slide 14 - Tekstslide

Oplossing ==> gegevens
Formules


vraag: 
R = ?
I = 0,025 A
U = 2,0 V
R=Alρ
R=IU

Slide 15 - Tekstslide

Oplossing ==> som (kijken welke formule je moet gebruiken) en antwoordzin
Formules


vraag: 
R = ?
I = 0,025 A
U = 2,0 V

R = 80
R=Alρ
R=IU
R=IU
R=0,0252,0
Ω

Slide 16 - Tekstslide

Chemische energie
De chemische energie is de energie die vrijkomt bij een chemische reactie.
Wij kennen de chemische energie in een batterij en in een brandstof.

Als de brandstof verbrand komt er warmte vrij, die warmte kunnen we weer gebruiken om water in stoom te veranderen. Die stoom beweegt dus heeft bewegingsenergie. Als die bewegende stoom tegen een molen komt gaat de molen draaien. Die draaiende beweging kunnen we verbinden aan een magneet die in een spoel gaat draaien. Dan ontstaat er elektrische stroom

Slide 17 - Tekstslide

Chemische energie omzetten in elektrische energie
Het energie stroomdiagram


chemische energie

ketel

warmte

turbine 

bewegingsenergie

generator

elektrische energie

Slide 18 - Tekstslide

Chemische energie
Meestal verkregen door een fossiele brandstof. 
De vier fossiele brandstoffen zijn: 
  • aardolie
  • aardgas
  • steenkool
  • bruinkool

Voordeel: relatief goedkoop, makkelijk te gebruiken, we kennen dit product en de samenleving is er op ingericht.
Nadeel: slecht voor het milieu (CO2 => broeikaseffect), het kan op, machtsverdeling op de wereld.

Slide 19 - Tekstslide

Het vermogen
Het vermogen is een natuurkundige grootheid die ons iets verteld over de hoeveelheid energie die gebruikt of geleverd wordt in 1 seconde.
Het symbool is de hoofdletter P (= Power)
De eenheid is de Watt

Het vermogen is afhankelijk van de spanning (hoe groter de spanning des te groter het vermogen) en de stroomsterkte (hoe groter de stroomsterkte des te groter het vermogen).

==> P = U x I

Slide 20 - Tekstslide

Bereken van het vermogen
In een zaklamp zitten drie batterijen die in serie zijn geschakeld.
Door de lamp loopt een stroom van 200 mA en iedere batterij heeft een spanning van 
1,5 V
Bereken het vermogen.

Slide 21 - Tekstslide

Antwoord: Vraag en formule
In een zaklamp zitten drie batterijen die in serie zijn geschakeld.
Door de lamp loopt een stroom van 200 mA en iedere batterij heeft een spanning van 
1,5 V Bereken het vermogen.

P = U . I

E = P . t
vraag:
P = ?

Slide 22 - Tekstslide

Antwoord: Gegevens in juiste eenheid
In een zaklamp zitten drie batterijen die in serie zijn geschakeld.
Door de lamp loopt een stroom van 200 mA en iedere batterij heeft een spanning van 
1,5 V Bereken het vermogen.

P = U . I

E = P . t
vraag:
P = ?
Gegevens:
U = 3 x 1,5 = 4,5 V
I = 200 mA = 0,20 A

Slide 23 - Tekstslide

Antwoord: som en antwoordzin
In een zaklamp zitten drie batterijen die in serie zijn geschakeld.
Door de lamp loopt een stroom van 200 mA en iedere batterij heeft een spanning van 
1,5 V Bereken het vermogen.

P = U . I

E = P . t
vraag:
P = ?
Gegevens:
U = 3 x 1,5 = 4,5 V
I = 200 mA = 0,20 A

P = 4,5 x 0,2

P = 0,9 W

Slide 24 - Tekstslide

Elektrische energie
De elektrische energie is een natuurkundige grootheid die aangeeft hoeveel energie er totaal wordt gebruikt gedurende de tijd dat het apparaat aan staat.
Het symbool is de hoofdletter E met klein er achter el ==>  

De eenheid is de Joule (afgekort met een hoofdletter J)

De energie is afhankelijk van het vermogen (hoe groter het vermogen des te groter is de energie) en de tijd (hoe langer de tijd, des te groter is de energie)

De formule is : 

Eel
Eel=Pt

Slide 25 - Tekstslide

Berekenen van de elektrische energie
Een straalkacheltje van 2,1 kW wordt 20 minuten gebruikt om een werkruimte te verwarmen. Bereken de elektrische energie die gebruikt wordt door de kachel.

Slide 26 - Tekstslide

Antwoord (vraag en formule)
Een straalkacheltje van 2,1 kW wordt 20 minuten gebruikt om een werkruimte te verwarmen. Bereken de elektrische energie die gebruikt wordt door de kachel.
formule:

Vraag: Eel = ?

Eel=Pt

Slide 27 - Tekstslide

Antwoord (gegevens in de juiste eenheid)
Een straalkacheltje van 2,1 kW wordt 20 minuten gebruikt om een werkruimte te verwarmen. Bereken de elektrische energie die gebruikt wordt door de kachel.
formule:

Vraag: Eel = ?
Gegevens:
P = 2,1 kW = (x 1000)  2100 W
t = 20 min = (x 60) 1200 s
Eel=Pt

Slide 28 - Tekstslide

Antwoord (som + antwoordzin)
Een straalkacheltje van 2,1 kW wordt 20 minuten gebruikt om een werkruimte te verwarmen. Bereken de elektrische energie die gebruikt wordt door de kachel.
formule:

Vraag: Eel = ?
Gegevens:
P = 2,1 kW = (x 1000)  2100 W
t = 20 min = (x 60) 1200 s

Eel = 2 520 000 J
(of 2,52 MJ)
Eel=Pt
Eel=21001200

Slide 29 - Tekstslide

Ga nu verder werken aan: 

Slide 30 - Tekstslide