3. Totalitaire staten: Sovjet-Unie in 30 minuten

3.1 De Sovjet-Unie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.1 De Sovjet-Unie

Slide 1 - Tekstslide

Periode: het interbellum
  • Tijd tussen (inter) de wereldoorlogen (bellum)
  • Kenmerken:
  1. Opkomst totalitaire staten
  2. Wereldwijde economische crisis

Slide 2 - Tekstslide

Totalitaire staat
  • Hoofdstuk 3 gaat over totalitaire staten
  • In een totalitaire staat heeft de overheid alle macht over het leven van de burgers
  • Voor het examen moet je drie voorbeelden kennen + de bijbehorende kenmerken:
  1. Sovjet-Unie (extreem-links)
  2. Italië (extreem-rechts)
  3. Duitsland (extreem-rechts)
... maar in het interbellum waren er in Europa nog veel meer totalitaire staten 

Slide 3 - Tekstslide

Sovjet-Unie op een rijtje
  • 1917 Russische Revolutie => Communisten grijpen de macht 
  • Communisme: alle goederen in een land moeten van iedereen gezamenlijk (commune) zijn. Hierdoor zou armoede opgelost worden. 
  • Rusland wordt Sovjet-Unie.  
  • Tot ongeveer 1990 communistische staat 
  • Staat wordt totalitair (overheid heeft alle macht) 
  • Experiment met communisme mislukt.  

Slide 4 - Tekstslide

Waarom in Rusland?
  • Tsaar Nicolaas II had alle macht 
  • Grootste deel van de bevolking arm (boeren, arbeiders) 
  • WO I verliep heel slecht voor Rusland, leger werd slecht geleid en was slecht bewapend. 
  • Winter 1916-1917 hongersnood => stakingen en demonstraties => tsaar doet afstand van de troon 

Slide 5 - Tekstslide

Voorlopige regering en Sovjets
  • Macht komt in handen van een groep gematigde communisten => de voorlopige regering 
  • Ondertussen oprichting van raden (sovjets) voor het besturen van fabrieken, wijken, dorpen etc. 
  • Voorlopige regering heeft moeite zaken op orde te krijgen => fanatieke communisten plegen in november 1917 een staatsgreep en nemen de macht over 

Slide 6 - Tekstslide

Nieuwe leider: Lenin

Slide 7 - Tekstslide

Wie kwamen na de Russische Revolutie van 1917 in Rusland aan de macht?
A
kapitalisten
B
communisten
C
fascisten
D
nationaalsocialisten

Slide 8 - Quizvraag

Wie was in Rusland de leider van de communisten tijdens de Russische Revolutie?
A
Chroesjtsjov
B
Gorbatsjov
C
Lenin
D
Stalin

Slide 9 - Quizvraag

Welke bewering over de Russische revolutie is NIET waar?
A
Voor de revolutie was de Tsaar aan de macht
B
Door de revolutie kwam Lenin aan de macht
C
Voor de revolutie was iedereen gelijk
D
Lenin maakte Rusland communistisch

Slide 10 - Quizvraag

Welke twee dingen wilden de communisten in Rusland veranderen?
A
Democratie invoeren/tsaar afzetten
B
stoppen met de WOI en gelijke rechten voor vrouwen
C
iedereen is gelijk/geen privébezit meer

Slide 11 - Quizvraag

Lenin
Onder Lenin begin totalitaire staat:
  • Geheime politie 
  • Terreur en ‘zuiveringen’ 
  • Strafkampen voor tegenstanders (later: Goelag)

Lenin overlijdt in 1924. Er volgt een strijd om de opvolging... 

Slide 12 - Tekstslide

Stalin
  • Volgt Lenin op na machtsstrijd 
  • Vertrouwt niemand
  • Periode van enorme terreur, ook wel ‘grote zuiveringen’ => ook binnen communistische partij en geheime politie
  • Miljoenen mensen ten onrechte opgepakt, gemarteld, gedood en naar de Goelag verbannen. 

Slide 13 - Tekstslide

Showprocessen
  • Uniek kenmerk voor Sovjet-Unie: showprocessen => gefilmde neprechtszaken waarin tegenstanders zichzelf moeten beschuldigen van hele erge misdaden.
  • Werden als propaganda in bioscopen vertoond
  • Iedereen kon opgepakt worden, er was totale willekeur 
  • Familie en vrienden lieten je direct vallen om zelf veilig te blijven 

Slide 14 - Tekstslide


Stalin organiseerde showprocessen. Welke reden had hij daarvoor?

A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan Lenin, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.

Slide 15 - Quizvraag

Planeconomie

Onder Stalin invoering planeconomie 
  • overheid bepaalt wat er in een land geproduceerd moet worden 
  • Iedere fabriek krijgt te horen wat er gemaakt moet worden in 5 jaar. 
  • Onuitgesproken regel: je moet je doel eerder halen en met veel meer dan bepaald is

Slide 16 - Tekstslide

Collectivisatie
  • Boerderijen worden samengevoegd (= collectief) tot grote landbouwbedrijven (kolchoz)  => dit gebeurt niet vrijwillig!!!
  • Moeten grote hoeveelheden produceren voor de export => leidt tot hongernoden.  
  • Oekraïne: ongeveer 7.5 miljoen doden door honger 

Slide 17 - Tekstslide

Persoonsverheerlijking

  • Om het volk te laten zien dat hij de beste leider voor het beste volk, in het beste land was, liet Stalin zich graag afbeelden als een geweldige leider: 
  •  een vader voor het volk.
  • Dit heet persoonsverheerlijking (overal beelden, portretten van Stalin) en is een speciale vorm van propaganda

Slide 18 - Tekstslide

Welke kenmerken van het stalinisme zijn te herkennen op het plaatje?
A
censuur en collectivisatie
B
collectivisatie en persoonsverheerlijking
C
persoonsverheerlijking en terreur
D
terreur en censuur

Slide 19 - Quizvraag

Welke begrippen passen bij het dagboekfragment?
A
censuur en persoonsverheerlijking
B
censuur en zuiveringen
C
showprocessen en persoonsverheerlijking
D
showprocessen en zuiveringen

Slide 20 - Quizvraag


Welk kenmerk van Stalinisme herken je in de bron hiernaast?
A
Censuur
B
Persoonsverheerlijking
C
Propaganda
D
Showprocessen

Slide 21 - Quizvraag


Welk kenmerk van Stalinisme herken je in de bron hiernaast?
A
Censuur
B
Persoonsverheerlijking
C
Propaganda
D
Showprocessen

Slide 22 - Quizvraag


Welk kenmerk van Stalinisme herken je in de bron hiernaast?
A
Censuur
B
Persoonsverheerlijking
C
Propaganda
D
Showprocessen

Slide 23 - Quizvraag