herhaling thema 1 5BO

herhaling thema 1 + 2
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieSecundair onderwijs

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

herhaling thema 1 + 2

Slide 1 - Tekstslide

Welk alternatief van de economische kringloop is juist?
A
lineaire economie
B
circulaire economie
C
duurzame economie

Slide 2 - Quizvraag

Welk alternatief van de economische kringloop is juist?
A
donuteconomie
B
lineaire economie
C
sandwich-economie

Slide 3 - Quizvraag

Welke definitie van donuteconomie is correct?
A
Een economisch model dat streeft naar maximale winst voor bedrijven, ook als dat slecht is voor mensen en de natuur.
B
Ecologisch model dat aan de basisbehoeften van de maatschappij wil voldoen zonder de grenzen van de planeet te overschrijden.
C
Economisch model dat aan de basisbehoeften van de maatschappij wil voldoen zonder de grenzen van de planeet te overschrijden.

Slide 4 - Quizvraag

Welke definitie van circulaire economie is correct?
A
Een economisch model dat zoveel mogelijk producten maakt zonder naar afval te kijken.
B
Een economisch model dat de grondstoffen niet uitput en dat afval recycleert
C
Een economisch model waar alles na gebruik wordt weggegooid.

Slide 5 - Quizvraag

Welke definitie van lineaire economie is correct?
A
Een lineaire economie is een proces waar we een product produceren, gebruiken en herstellen.
B
Een lineaire economie is een proces waar we een product produceren, gebruiken en weggooien.

Slide 6 - Quizvraag

Welke actor(en) is/zijn hier van toepassing:
Lina is een politieagent
A
gezin
B
gezin en bedrijf
C
gezin/overheid
D
bedrijf

Slide 7 - Quizvraag

Welke actor(en) is/zijn hier van toepassing:
bedrijf x betaalt personenbelastingen
A
bedrijf/overheid
B
overheid/bank
C
gezin/overheid
D
bedrijf/bank

Slide 8 - Quizvraag

Geef de formule van:
Nationaal inkomen van een gezin (schrijf in hoofdletters en laat een spatie tussen elke letter/symbool)

Slide 9 - Open vraag

Geef de formule van:
Nationaal inkomen van bedrijf/land (schrijf in hoofdletters en laat een spatie tussen elke letter/symbool)

Slide 10 - Open vraag

Geef een synoniem voor
inkomen van een land

Slide 11 - Woordweb

Geef de formule van:
begrotingstekort of -overschot (schrijf in hoofdletters en laat een spatie tussen elke letter/symbool)

Slide 12 - Open vraag

Geef de formule van:
positief of negatief handelsbalans (schrijf in hoofdletters en laat een spatie tussen elke letter/symbool)

Slide 13 - Open vraag

Geef de formule:
BBP tegen factorprijzen

Slide 14 - Open vraag

Geef de formule:
BBP tegen marktprijzen

Slide 15 - Open vraag

verschil tussen bruto toegevoegde waarde en netto toegevoegde waarde

Slide 16 - Woordweb

Geef de definitie van
BBP

Slide 17 - Open vraag

Geef de definitie van
BNP

Slide 18 - Open vraag

Welke bbp rekent niet de inflatie?
A
reëel bbp
B
nominaal bbp

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent 'inflatie' ?
A
Een algemene daling van de prijzen
B
Een stijging van het gewogen gemiddelde van het algemene prijspeil
C
Een verandering in de waarde van geld
D
Een vermindering van koopkracht

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn de twee oorzaken van inflatie?

Slide 21 - Open vraag

Wat gebeurt er met de lonen in België tijdens een inflatie? Hoe noemen we deze index?

Slide 22 - Open vraag