HEY 6.3 Verteringsenzymen

6.3 Verteringsenzymen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

6.3 Verteringsenzymen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je licht het verband tussen de vorm en functie van enzymen toe en beschrijft de naamgeving.
Je licht de invloed van de temperatuur en de pH toe op de snelheid van een enzymreactie aan de hand van optimumkrommen.
Je beschrijft de stappen van de vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten.

Slide 2 - Tekstslide

Chemische vertering - enzymen
  • Veel verteringssappen bevatten enzymen.
  • Versnellen de reactie = katalyseren
  • Mechanische vertering zorgt ervoor 
dat enzymen over groter oppervlak 
kunnen werken.
  • Substraatspecifiek: gericht op 1 soort

Slide 3 - Tekstslide

Enzymen
Enzymen maken grote voedingsstoffen klein (knippen). Elke voedingsstof heeft zijn eigen enzym.
Een enzym:
  1. bindt aan de voedingsstof
  2. knipt de voedingsstof in stukken
  3. laat los en kan opnieuw een zelfde voedingsstof afbreken

Slide 4 - Tekstslide

Enzymactiviteit
Snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt.
optimumkromme
Diagram van de enzymactiviteit met een minimum, een optimum en een maximum.
De temperatuur en zuurgraad beïnvloeden de enzymactiviteit 
– minimum: de laagste waarde waarbij een enzym nog actief is
– optimum: de waarde waarbij de enzymactiviteit het grootst is
– maximum: de hoogste waarde waarbij een enzym actief is

Slide 5 - Tekstslide

Factoren die Enzymactiviteit Beïnvloeden
- Temperatuur: enzymen werken optimaal bij een specifieke temperatuur 
- pH: enzymen hebben een optimale pH-waarde waarbij ze het best functioneren 
- Enzymconcentratie: hogere concentratie enzymen leidt tot snellere reacties

Slide 6 - Tekstslide

ENZYMEN ....
... zijn specifiek & kunnen maar binden aan één specifiek substraat (als een sleutel & een slot)
... kunnen worden hergebruikt (één enzym sacharase kan dus heel veel sacharose moleculen afbreken) 
... hebben een minimum-, maximum- en optimum -temperatuur en -pH. Hierdoor werken enzymen beter onder bepaalde omstandigheden. 

Slide 7 - Tekstslide

Afbraak koolhydraten
Mondholte
Amylase: zetmeel naar maltose

12 vingerige darm
Alvleessap met amylase

Dunne darm
Maltase breekt maltose in glucose

Slide 8 - Tekstslide

Eiwitten verteren
Maag
Pepsinogeen wordt peptase
Peptase splitst eiwitten

12vingerige en dunne darm
Tryptase en peptidase breken tot aminozuren

Slide 9 - Tekstslide

Vetten verteren
Dunne darm
Gal emulgeert vetten en maakt een emulsie
Lipase breekt de vetten tot monoglyceriden, vetzuren en glycerol

Slide 10 - Tekstslide

Substraat
Product
Enzym
Enzym-substraat complex

Slide 11 - Sleepvraag

Afbraak van voedingsstoffen m.b.v. enzymen is een voorbeeld van ...
A
mechanische vertering
B
chemische afbraak

Slide 12 - Quizvraag

Gebruik BINAS 82E. Vier enzymen zijn:
1. Peptase ; 2. Lipase ; 3. Amylase ; 4. Peptidasen.
Zet de nummers van de enzymen in de juiste volgorde van laagste optimum pH naar hoogste optimum pH
A
1-3-2-4
B
2-4-3-1
C
1-3-4-2
D
3-1-2-4

Slide 13 - Quizvraag

Waarom heeft juist peptase zo'n lage optimum pH in vergelijking met de andere enzymen?

Slide 14 - Open vraag

De alvleesklier maakt enzymen
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Eiwitsplitsende enzymen worden geproduceerd in:


A
4 en 5
B
5 en 9
C
7 en 11

Slide 16 - Quizvraag

Koolhydraatsplitsen
enzymen worden geproduceerd in:


A
5 en 6
B
6 en 9
C
9 en 11
D
10 en 11

Slide 17 - Quizvraag

Afbraak door middel van enzymen is...
A
Mechanische afbraak
B
Chemische afbraak

Slide 18 - Quizvraag

Zetmeel wordt afgebroken in glucose door een enzym. Hoe heet het enzym en welke klier maakt dit enzym?
A
Peptase, in klieren van de maag
B
Amylase, in klieren van de maag
C
Peptase, in de speekselklier
D
Amylase, in de speekselklier

Slide 19 - Quizvraag

Wat is GEEN enzym?
A
ATP-ase
B
lipase
C
sacherase
D
peptine

Slide 20 - Quizvraag

Enzymen zijn...
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten
D
Mineralen

Slide 21 - Quizvraag

Lipase is een enzym. Wat is het substraat bij dit enzym?
A
vetten
B
gal
C
geëmulgeerde vetten
D
monoglyceriden, glycerol en vetzuren

Slide 22 - Quizvraag

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 38 graden?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 23 - Quizvraag

Als een enzym gedenatureerd is, betekent dat dat het enzym ...
A
opgebruikt is
B
uit elkaar is gevallen
C
dood is
D
van vorm is veranderd

Slide 24 - Quizvraag

Een enzym past precies op de om te zetten stof. Dat betekent dat het enzym ...
A
reactiespecifiek is
B
substraatspecifiek is

Slide 25 - Quizvraag

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.

Slide 26 - Quizvraag

Aan de slag
6.3 Verteringsenzymen lezen
Maken opdr. 44, 45, 46, 48, 49, 50, 51, 54, 55, 56

Slide 27 - Tekstslide