Wetboek van Strafvordering

Kennis van uitvoering en situationele coördinatie
Wetboek van Strafvordering 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeveiligingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kennis van uitvoering en situationele coördinatie
Wetboek van Strafvordering 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je het begrip 'verdachte' volgens het Wetboek van Strafvordering beschrijven. 
Aan het einde van de les kun je de verschillende opsporingsambtenaren volgens het Wetboek van Strafvordering beschrijven en onderscheiden. 
Aan het einde van de les kun je de dwangmiddelen 'staande houden' en 'aanhouden' beschrijven en onderscheiden.

Slide 2 - Tekstslide

Op deze eerste dia worden de leerdoelen van de les geïntroduceerd. Geef een korte uitleg over wat de studenten aan het einde van de les zullen kunnen.
Wat weet je al over verdachten, opsporingsambtenaren en dwangmiddelen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Verdachte
Een verdachte is volgens het Wetboek van Strafvordering een persoon tegen wie een redelijk vermoeden van schuld bestaat. 
Het redelijk vermoeden van schuld ontstaat wanneer uit feiten en omstandigheden een persoon verdacht is.
Tekst

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat een verdachte is volgens het Wetboek van Strafvordering. Benadruk het belang van een redelijk vermoeden van schuld en geef voorbeelden.
Verdachte
Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht.

Tekst

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit wat een verdachte is volgens het Wetboek van Strafvordering. Benadruk het belang van een redelijk vermoeden van schuld en geef voorbeelden.
Opsporingsambtenaren
Opsporingsambtenaren zijn personen die belast zijn met de opsporing van strafbare feiten. 

Slide 6 - Tekstslide

Beschrijf wat opsporingsambtenaren zijn volgens het Wetboek van Strafvordering. Geef voorbeelden van verschillende opsporingsambtenaren en leg uit wat hun rol is.
Opsporingsambtenaren
Politieambtenaar: Opereert bij de politie en handhaaft de openbare orde, spoort strafbare feiten op en voert onderzoek uit.




Slide 7 - Tekstslide

Beschrijf wat opsporingsambtenaren zijn volgens het Wetboek van Strafvordering. Geef voorbeelden van verschillende opsporingsambtenaren en leg uit wat hun rol is.
Opsporingsambtenaren
Officier van justitie: Magistraat verantwoordelijk voor opsporing en vervolging van strafbare feiten, neemt beslissingen over vervolging en kan dwangmiddelen toepassen.

Slide 8 - Tekstslide

Beschrijf wat opsporingsambtenaren zijn volgens het Wetboek van Strafvordering. Geef voorbeelden van verschillende opsporingsambtenaren en leg uit wat hun rol is.
Opsporingsambtenaren
Rechter-commissaris: Rechter die toezicht houdt op en stuurt bij het opsporingsonderzoek, kan dwangmiddelen goedkeuren en rechtmatigheid controleren.

Slide 9 - Tekstslide

Beschrijf wat opsporingsambtenaren zijn volgens het Wetboek van Strafvordering. Geef voorbeelden van verschillende opsporingsambtenaren en leg uit wat hun rol is.
Opsporingsambtenaren
Bijzondere opsporingsambtenaar (BOA): Heeft specifieke opsporingsbevoegdheden in een bepaald domein, zoals milieuhandhaving of openbaar vervoer.

Slide 10 - Tekstslide

Beschrijf wat opsporingsambtenaren zijn volgens het Wetboek van Strafvordering. Geef voorbeelden van verschillende opsporingsambtenaren en leg uit wat hun rol is.
Dwangmiddelen
Het Wetboek van Strafvordering geeft opsporingsambtenaren bevoegdheden om dwangmiddelen toe te passen.
- Staande houden is het tijdelijk tegenhouden van een persoon om een controle uit te voeren.
- Aanhouden is het aanhouden van een persoon op verdenking van een strafbaar feit.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit wat dwangmiddelen zijn volgens het Wetboek van Strafvordering. Beschrijf de dwangmiddelen 'staande houden' en 'aanhouden' en geef voorbeelden.
Verschillen tussen staande houden en aanhouden
Staande houden is tijdelijk, terwijl aanhouden langer kan duren. 

Bij staande houden is er sprake van een controle, terwijl bij aanhouden iemand wordt vastgehouden op verdenking van een strafbaar feit.

Slide 12 - Tekstslide

Leg de verschillen uit tussen staande houden en aanhouden. Bespreek de tijdsduur en het doel van elk dwangmiddel.
Samenvatting
Een verdachte is een persoon tegen wie een redelijk vermoeden van schuld bestaat. Opsporingsambtenaren zijn belast met de opsporing van strafbare feiten.  Dwangmiddelen omvatten staande houden en aanhouden. 

Slide 13 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen. Zorg ervoor dat de leerdoelen worden benadrukt en dat de studenten de belangrijkste concepten begrijpen.
Smart-e-Learning
Website: www.zadkinemaatwerk.smart-e-learning.nl
Gebruikersnaam: (studentennummer)@student.zadkine.nl
Wachtwoord: Welkom@maatwerk!


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Memotrainer
Memotrainer instellen.

Doorloop de leerdoelen van Hoofdstuk 1 en maak de oefenvragen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies