7.4 Evolutietheorie in ontwikkeling 4V 2223

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 7.4 Evolutietheorie in ontwikkeling
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 7.4 Evolutietheorie in ontwikkeling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Doel 7.4
Je kent verschillende theorieën over het ontstaan van het leven
je kunt de endosymbiosetheorie uitleggen
je kunt evolutionaire stambomen aflezen

Slide 3 - Tekstslide

Verschillende theorieën 
Generatio spontanea - Aristoteles

Oeratmosfeer + bliksem

Organische stoffen uit meteorieten

Slide 4 - Tekstslide

Oersoep
Energie uit geisers, UV straling van de zon leverden eerste vetzuren.
Deze vetzuren vormen vetbolletjes, een eerste primitieve vorm van een cel.

Nucleotiden kunnen vrij eenvoudig ontstaan en vormen dan RNA.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Ontwikkeling van cellen
Eerste cellen:
Anaerobe, heterotrofe prokaryoten
Anaeroob: kan overleven in een zuurstofarme/ zuurstofloze omgeving (de oeratmosfeer bevatte weinig zuurstof)
Heterotroof: leven van externe organische stoffen, in eerste instantie uit de oersoep.
Prokaryoot: bacterie

Slide 7 - Tekstslide

Ontwikkeling van cellen
Volgende stap:
Anaerobe, foto-autotrofe bacteriën (cyanobacteriën)

Foto-autotroof: met behulp van licht in staat zelf organische stoffen te maken. Hierbij komt zuurstof vrij.
-> atmosfeer wordt zuurstofrijker

Slide 8 - Tekstslide

Ontwikkeling van cellen
Volgende stap:
aerobe, heterotrofe bacteriën

Aeroob: hebben zuurstof nodig om te overleven

Slide 9 - Tekstslide

Ontwikkeling van cellen
Volgende stap:
ontwikkeling eukaryoten (organismen met een celkern)

Ontstaan chloroplasten - fotosynthese - planten/ algen
Ontstaan mitochondriën

Endosymbiosetheorie


Slide 10 - Tekstslide

Endosymbiose theorie
Chloroplasten en mitochondriën hebben eigen DNA
Ze vermeerderen zich als bacteriën
Ze hebben een dubbel membraan

Slide 11 - Tekstslide

Meercellig
Uiteindelijk ontstaan meercellige organismen.
Daarmee ook de noodzaak tot specialisatie van cellen - vorming van organen.

Er zijn modelorganismen die op de grens tussen eencellig en meercellig zitten: amoeben en sponzen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Stambomen - cladogram
Elke clade is een groep
organismen met een
gemeenschappelijk
kenmerk en een gemeen-
schappelijke voorouder.

Slide 14 - Tekstslide

Zijn haaien gewervelden?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Welk kenmerk hebben primaten en krokodillen gemeen?

A
eieren met schaal
B
eieren met amnionvlies
C
haar

Slide 16 - Quizvraag

Welk kenmerk hebben primaten en krokodillen gemeen?

A
eieren met schaal
B
eieren met amnionvlies
C
haar

Slide 17 - Quizvraag

Stamboom                        taxons
indeling op basis van 
verwantschap


doodlopende paden
-> uitgestorven

Slide 18 - Tekstslide

Doel 7.4
Je kent verschillende theorieën over het ontstaan van het leven
je kunt de endosymbiosetheorie uitleggen
je kunt evolutionaure stambomen aflezen

Slide 19 - Tekstslide

Begrippen 7.4
generatio spontanea, oeratmosfeer, organische stoffen, meteorieten, oersoep, hydrofobe vetmoleculen, nucleotiden, genetisch materiaal, anaerobe heterotrofe bacteriën, foto-autotrofe bacterieën, fotosynthese, prokaryoten, symbiose, endosymbiosetheorie, chloroplasten,  mitochondriën, meercellige organismen, modelorganisme, clades, taxons, uniek homoloog kenmerk, voorouder, cladogram




Slide 20 - Tekstslide

HUISWERK
In de online methode.
Kies een leerweg (default B).
Maak opdrachten
27, 28, 31, 32, 33, 35, 36,
37, 38  van 7.4

Slide 21 - Tekstslide