Europeesrecht College 5, 6, 7

Makkelijke start. Kartelverbod staat in artikel ....?
A
Artikel 107 VWEU
B
Artikel 106 VWEU
C
Artikel 102 VWEU
D
Artikel 101 VWEU
1 / 29
volgende
Slide 1: Quizvraag
rechtenWOStudiejaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Makkelijke start. Kartelverbod staat in artikel ....?
A
Artikel 107 VWEU
B
Artikel 106 VWEU
C
Artikel 102 VWEU
D
Artikel 101 VWEU

Slide 1 - Quizvraag

Welk arrest hoort bij de uitleg van het begrip onderneming en leg de essentie van het arrest uit.

Slide 2 - Open vraag

Bedrijf X gevestigd in Duitsland en bedrijf Y gevestigd in Nederland zijn werkzaam in dezelfde branch. Samen hebben ze ongeveer 85% van de Europese markt in handen. De CEO's van bedrijf X en Y gaan regelmatig samen lunchen. Bedrijf Z die de overige 15% van de markt in handen heeft beschuldigd bedrijf X en Y ervan dat ze onderlinge mondelinge afspraken maken tijdens deze lunchafspraken.
Mocht bedrijf Z gelijk hebben dan is er is hier sprake van kartelvorming.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het grootste probleem met de vorige casus?

Slide 4 - Open vraag

Voor het maken van misbruik van een machtspositie is het noodzakelijk dat het bedrijf een monopolie heeft.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Noem de vereisten voor misbruik van machtspositie.

Slide 6 - Open vraag

Het bedrijf zal altijd proberen te bewijzen dat de relevante productmarkt klein is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

In welke zaak werd bepaald dat de mate van uitwisselbaarheid een rol speelt in het afbakenen van de relevante productmarkt?

Slide 8 - Open vraag

In het geval van de afbakening van de geografische markt zal het bedrijf altijd proberen te bewijzen dat de geografische markt groot is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Het begrip misbruik is een normatief begrip in artikel 102 VWEU. Leg dit uit.

Slide 10 - Open vraag

Er moet sprake zijn van effect op de tussenstaatse handel in het geval van artikel 102 VWEU.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Bedrijf A (gevestigd in NL) heeft de grootste marktpositie voor de handel in klompen. Bedrijf B heeft meerdere toeristenwinkels in Volendam, Amsterdam en Gouda en koopt regelmatig grote partijen klompen in bij bedrijf A. Bedrijf A besluit op een dag de prijs van de klompen te verdubbelen, zonder enige achterliggende reden. Bedrijf B is niet blij en besluit naar de Commissie te stappen en doet een beroep op artikel 102 VWEU. U bent de juridisch adviseur van de Commissie. Welke stappen doorloopt u en wat is uw oordeel?

Slide 12 - Open vraag

Verordening 1/2003/EG geeft handvaten voor de uitvoering van artikel 101 en 102 VWEU. Welke hoort hier niet bij?
A
nationale mededingingsautoriteit en rechters worden internationale mededingingsautoriteit en rechters
B
Er is sprake van gelijktijdige toepassing.
C
Commissie mag spullen invorderen en meenemen als bewijs.
D
Commissie mag binnentreden bij bedrijven en betrokken personen.

Slide 13 - Quizvraag

Bedrijf K is een bedrijf met meerdere strandtenten. Nadat in 2030 de duinen bij Bloemendaal de stijgende zeespiegel niet meer konden tegenhouden is een deel van Bloemendaal weggespoeld. Met name de strandtenten zijn hard geraakt. Nadat het strand is hersteld en ongeveer 2 km uit de kust een grote dijk is gebouwd om het water tegen te houden geeft de overheid Bedrijf K 1 miljoen aan staatssteun om het bedrijf weer op te bouwen. Oordeel of er hier sprake is van het verbod op staatssteun.

Slide 14 - Open vraag

Bedrijf Z in Friesland is een groot bedrijf dat prefab muren, plafonds en andere onderdelen voor de bouw vervaardigt. In de regio zijn geen andere bedrijven die dit doen. Bij bedrijf Z zijn 15.000 medewerkers in dienst. Dit is ongeveer 45% van de bevolking van het gebied. Bedrijf Z dreigt door de aanhoudende slechte economische omstandigheden om te vallen. De overheid wil bijspringen door bedrijf Z te redden door staatssteun te geven. Is dit mogelijk?

Slide 15 - Open vraag

Bedrijf H is gevestigd in Amerika en maakt onderdelen voor elektrisch tuingereedschap. Zij verkopen ook in Europa aan bedrijfen als Gardena en Bosch. Geldt het Europese mededingingsrecht ook voor bedrijf H?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

De Hoge Raad dient te oordelen over een zaak die te maken heeft met het Europese recht. De zaak ligt in lijn met de zaak Da Costa. Is de HR verplicht om een prejudiciele vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de EU? Waarom wel of waarom niet?

Slide 17 - Open vraag

Leg de andere uitzondering uit de acte clair.

Slide 18 - Open vraag

In Hoger Beroep bij het Hof in Amsterdam dient een zaak over verordening 2/2014/EG. De vraag is of meneer H zich had mogen vestigen in België en tegelijk zijn bedrijf in Nederland had mogen blijven aansturen. Het Hof is niet zeker of ze de verordening op de juiste manier kunnen uitleggen. Mogen zij een prejudiciële vraag stellen? Zo ja of nee, waar staat dat?

Slide 19 - Open vraag

Nederland heeft een verordening van de EU niet opgevolgd. Beschrijf de procedure die de commissie moet volgen en benoem de juiste artikelen.

Slide 20 - Open vraag

Bedrijf Q maakt printplaten voor computers waarmee de aansturing van touchscreens gebeurt. Zij zijn op dit moment de enige die dit kunnen aangezien ze de enige zijn met de machines die dit kunnen maken. De commissie heeft in een verordening neergelegd dat vanuit veiligheidsoverwegingen touch screens worden verboden in computers. Bedrijf Q spant een zaak aan om het besluit nietig te laten verklaren. Doorloop de stappen en beoordeel de kans van slagen.

Slide 21 - Open vraag

De CBE wil een besluit nietig laten verklaren. Zij mogen in dit geval altijd een zaak aanhangig maken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Leg de essentie uit van X BV (C‑24/12) & TBG Limited (C‑27/12).

Slide 23 - Open vraag

In het geval van een LGO geldt het douane tarief van de EU.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Bob is geboren en opgegroeid in het NL deel van Sint Maarten. Op zijn 18de verhuist hij voor zijn studie naar Nederland. Na zijn studie in ICT-recht wordt hij gevraagd door een bedrijf in Italie om daar te komen werken en wonen. Bob is van mening dat dit niet zomaar kan omdat hij is geboren op Sint Maarten. Het bedrijf stelt dat hij gewoon dezelfde rechten heeft als iemand geboren in de EU. Leg uit aan de hand van jurisprudentie wie gelijk heeft.

Slide 25 - Open vraag

Wat is het verschil tussen de UPG status en LGO status. Noem ook de juiste artikelen.

Slide 26 - Open vraag

Wat is de ACP?
A
voormalig koloniën van EU lidstaten die samenwerken
B
Voormalig koloniën van EU lidstaten die een verdrag hebben met de EU.
C
Voormalig koloniën van EU lidstaten die een LGO status hebben.
D
Voormalig koloniën van EU lidstaten die ook aangesloten zijn bij het EVRM.

Slide 27 - Quizvraag

Speciaal voor Geubels: Leg uit waarom het Europees ontwikkelingsfonds een grote rol speelt voor de LGO's. Neem hierin de geschiedenis mee.

Slide 28 - Open vraag

Op Bonaire wordt zout ingewonnen in de zoutpannen. Zij verkopen dit aan landen in de EU. Portugal is hier niet blij mee, aangezien zij ook veel zout winnen en exporteren door heel Europa. Portugal stelt zich op het standpunt dat er geen sprake zou moeten zijn van vrije markttoegang voor het zout uit Bonaire. Is dit juist of onjuist.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag