Donderdag, 4.3.21

Meine Heimat
1. Wir wiederholen die Wörter Kapitel 6
2. Kapitel 7 Übung 1; 2 und 3
3. Verder werken met de naamvallen
4. Met z'n tweeën werken aan het gesprek 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Meine Heimat
1. Wir wiederholen die Wörter Kapitel 6
2. Kapitel 7 Übung 1; 2 und 3
3. Verder werken met de naamvallen
4. Met z'n tweeën werken aan het gesprek 

Slide 1 - Tekstslide

Hier siehst du einen Stundenplan. Übersetze die Fächer ins Niederländische

Slide 2 - Tekstslide

Chemie

Slide 3 - Open vraag

Erdkunde

Slide 4 - Open vraag

Physik

Slide 5 - Open vraag



 Übersetze die kursiven Wörter ins Deutsche.

Slide 6 - Tekstslide


Der Lehrer ist … (vriendelijk).

Ja, er kann auch gut … (onderwijzen).


Slide 7 - Open vraag


Findest du das Fach …(lastig, moeilijk)?

Slide 8 - Open vraag

Nein, ich finde es …(simpel, makkelijk).

Slide 9 - Open vraag


Hast du noch viele …(huiswerk)?

Slide 10 - Open vraag


Nein, ich bin schon … (klaar).

Slide 11 - Open vraag


Nein, ich finde es … (saai).

Slide 12 - Open vraag

Kannst du die Frage … (herhalen)?

Slide 13 - Open vraag


…. (Vanzelfsprekend)!

Slide 14 - Open vraag

Hast du etwas … (vergeten)?

Slide 15 - Open vraag

Ja, meinen … (balpen).

Slide 16 - Open vraag

Übung 1 Kapitel 7
timer
4:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Übung 1
1 Stadt – die Fahne - Doch ich leb’ für meine Lieblingsfarben - Heimat - deine Stadt!
2 Een van de eerste rit op de driewieler tot de allerlaatste hartslag ben jij mijn thuis / vaderland.
Of: van jongs af aan tot ik doodga ben jij mijn thuis / vaderland.
3 Sobald ich die Stadtmauern verlasse = ‘sobald ich dich verlasse’.
Doch ich leb’ für meine Lieblingsfarben = ‘Ich leb‘ für deine Liebe’.
Bis zum allerletzten Herzschlag bist du Heimat = ‘Bis zum allerletzten Herzschlag bist du meine Geliebte’.
Deine Stadt = ‘Dein Herz’ / ‘Deine Freundin’ / ‘Deine Geliebte’. ‘Mein(e)’ in plaats van dein(e) is ook goed.

Slide 19 - Tekstslide

Übung 2

Slide 20 - Tekstslide

Übung 2
1 B
2 A
3 B
4 A
5 A
6 B
7 Zij wonen straks dicht bij elkaar en zijn bijna buren.

Slide 21 - Tekstslide

Übung 3
         Wörterliste A 
Ben je eerder klaar leer de woordjes uit A
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Übung 3
1 Wohnung 2 Ort 3 Dorf 4 Nachbar 5 öffentliche Verkehrsmittel
6 Stadt 7 umziehen 8 Garten 9 richtig 10 Küche

Slide 23 - Tekstslide

Hoe noteer ik dat?
(de) Lehrer hat (zijn) Buch vergessen.

ond +1 m = der Lehrer
lv +4 o = sein Buch
uitleg
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe:
mijn - mein   onze - unser
jouw - dein    jullie - euer
zijn - sein       hun - ihr
haar - ihr        uw - Ihr
geen - kein

Slide 24 - Tekstslide

Aantekening!

Neem de tabel én de ein-Gruppe over in een schrift. Je hebt ze nodig voor de volgende opdracht!
uitleg
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe:
mijn - mein   onze - unser
jouw - dein    jullie - euer
zijn - sein       hun - ihr
haar - ihr        uw - Ihr
geen - kein

Slide 25 - Tekstslide


Jana hat (geen) Bruder.

lv +4 m = keinen Bruder
uitleg
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe:
mijn - mein   onze - unser
jouw - dein    jullie - euer
zijn - sein       hun - ihr
haar - ihr        uw - Ihr
geen - kein

Slide 26 - Tekstslide

M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine
1e naamval: het onderwerp
4e naamval: het lijdend voorwerp

voorbeeld: (de) Lehrer hat (zijn) Buch vergessen.
Wie/wat hat vergessen? -> (de) Lehrer -> onderwerp
wie/wat hat de Lehrer vergessen? -> (zijn) Buch -> lijd.vw.


uitleg
Help! Ik kan niet ontleden!

Slide 27 - Tekstslide

Voorzetsels met de 4e naamval:

durch - door
für - voor
gegen - tegen
ohne - zonder
um - om
bis - tot 
entlang - langs
Ich habe das (voor mijn) Mutter gemacht.

für +4 v = meine Mutter
uitleg
liedje!

Slide 28 - Tekstslide

Stap 1:
Ik kijk of er een voorzetsel staat.
ja -> +4
nee -> stap 2

Stap 2:
Ik ga de zin ontleden:
ond +1
lv +4
Stappenplan - hoe los ik de naamvallen op?
uitleg

Slide 29 - Tekstslide

1) (mijn) Mutter hat (zonder haar) Bruder gesungen.

ond +1 v = meine Mutter
ohne +4 m = ihren Bruder

2) (onze) Lehrer hat (de) Ball (door het) Fenster geworfen.

ond +1 m = unser
lv +4 m = den Ball
durch +4 o = das Fenster
uitleg

Slide 30 - Tekstslide

Wat verandert zich bij de vierde naamval?
A
die is den
B
der is den
C
das is den
D
ein is einer

Slide 31 - Quizvraag

Welke voorzetsels hebben een 4 naamval achter zich?
A
durch mit um ohne in
B
durch zwischen entgegen mit für
C
durch für ohne gegen um
D
durch für hinter vor um

Slide 32 - Quizvraag

Oefenopdracht:
Jana hat (geen) Bruder.
uitleg
A
kein
B
keine
C
keinen
D
eine

Slide 33 - Quizvraag

Hast du (mijn) Deutschbuch gesehen?
1/4
uitleg/antwoord
A
mein
B
meine
C
dein
D
deine

Slide 34 - Quizvraag

Mein Bruder hat (uw) Freunde abgeholt.
2/4
uitleg/antwoord
A
ihr
B
Ihre
C
Ihr
D
ihre

Slide 35 - Quizvraag

Morgen besuchen meine Kinder (hun) Oma.
3/4
uitleg/antwoord
A
Ihre
B
ihre
C
euer
D
eure

Slide 36 - Quizvraag

(onze) Lehrer haben wir seit gestern nicht mehr gesehen.
4/4
uitleg/antwoord
A
uns
B
unse
C
unser
D
unseren

Slide 37 - Quizvraag

Als je een zelfstandig naamwoord met het woord hij kan vervangen dan is het
A
1 Naamval
B
4 Naamval

Slide 38 - Quizvraag

Het onderwerp van de zin is altijd de
A
1 Naamval
B
4 Naamval

Slide 39 - Quizvraag

(jouw) Bruder hat (mijn) Geld ausgegeben.
1/5

Slide 40 - Open vraag

Ja, (hun) Schule ist hier (om de) Ecke.
2/5

Slide 41 - Open vraag

Hat (onze) Lehrerin (de) Aufgabe gut erklärt?
3/5

Slide 42 - Open vraag

(het) Buch (voor uw) Tochter ist sehr spannend.
4/5

Slide 43 - Open vraag

(zonder mijn) Freundin finde ich (het) Spiel (tegen onze) Freund nicht toll.
5/5

Slide 44 - Open vraag

Samenvatting!
  • Het lijdend voorwerp krijgt altijd de 4e naamval
  • na een voorzetsel uit het rijtje van 'durch' volgt óók altijd de 4e naamval
  • Kijk altijd als eerste of je zo'n voorzetsel ziet staan
  • Geen voorzetsel? Dan is het een onderwerp of lijdend voorwerp
uitleg

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide