les 4-5-6

Les 4 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Les 4 

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
3.4.1 Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een mengsel en een zuivere stof.
3.4.2 Je kunt uitleggen wat een oplossing is.
3.4.3 Je kunt voorbeelden noemen van oplossingen.
3.4.4 Je kunt drie manieren noemen waardoor je iets sneller kunt oplossen.
3.4.5 Je kunt beschrijven wat een suspensie is.
3.4.6 Je kunt voorbeelden noemen van suspensies.
3.5.1 Je kunt beschrijven wat er gebeurt bij bezinken.
3.5.2 Je kunt beschrijven wat er gebeurt bij filtreren.
3.5.3 Je kunt beschrijven wat er gebeurt bij indampen.
3.5.4 Je kunt het proces van koffiezetten beschrijven.
3.6.1 Je kunt uitleggen hoe in Nederland drinkwater gemaakt wordt van grondwater.
3.6.2 Je kunt beschrijven wat een waterwingebied is.
3.6.3 Je kunt uitleggen hoe oppervlaktewater in verschillende stappen wordt schoongemaakt.
3.6.4 Je kunt uitleggen wat adsorberen betekent.
3.6.5 Je kunt uitleggen hoe je door destilleren drinkwater kunt maken van zeewater.

Slide 2 - Tekstslide

mengsel
Water kun je mengen met een andere stof. Mengen betekent: twee of meer stoffen bij elkaar doen.

 Twee of meer stoffen bij elkaar noem je een mengsel.

Een zuivere stof bestaat uit één stof.

Slide 3 - Tekstslide

oplossing
Een oplossing is altijd helder. 

Bij oplossen heb je twee stoffen nodig. Eén van die stoffen is altijd een vloeistof.

De vloeistof is het oplosmiddel.


Oplossen kun je dus op drie manieren sneller maken:
door het oplosmiddel warm te maken;
door te roeren;
door de stof die je wilt oplossen, heel fijn te maken.

Slide 4 - Tekstslide

suspensie
een mengsel van een vloeistof en kleine stukjes vaste stoffen noem je een suspensie.

De kleine stukjes lossen niet verder op. Ze zweven in de vloeistof. Daardoor is een suspensie altijd troebel.


Slide 5 - Tekstslide

scheiden
In een mengsel zitten twee stoffen. Die stoffen kun je uit elkaar halen. Dat noem je scheiden. Door scheiden krijg je weer zuivere stoffen. Scheiden kan op verschillende manieren.

Slide 6 - Tekstslide

bezinken
In een glas zit een mengsel van water en zand. Laat je het glas een tijdje staan, dan zakt het zand naar de bodem. 

Dit noem je bezinken. 

Slide 7 - Tekstslide

filteren
Zand en water kun je beter scheiden door te filtreren. Bij filtreren giet je het mengsel in een trechter. In de trechter zit filtreerpapier. Het water loopt door de trechter en het zand blijft op het papier liggen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

koffiezetten
1.Kokend water gieten op de koffie in het filter. Het water trekt de geur, kleur en smaak uit de koffie. Het water is het oplosmiddel.

2.De deeltjes die niet oplossen, blijven achter in het filter. Die natte ‘koffieprut’ noem je het residu.

3.De hete koffie loopt door het filter in de kan. Deze koffie noem je het filtraat.

Slide 10 - Tekstslide

drinkwater
In Nederland wordt drinkwater vooral gemaakt van grondwater.

Eerst boort het waterbedrijf diepe gaten in de grond. Uit die gaten pompen ze het grondwater naar boven. Dan maken ze het water goed schoon. Nu kun je het drinken.

Een gebied waar grondwater wordt opgepompt, noem je een waterwingebied.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

zeewater destilleren
In de grote kolf zit zout water. Onder de kolf staat een brander. Het water kookt.

1. Het water verdampt en de waterdamp gaat omhoog.

2. De waterdamp komt in de schuine buis. In deze buis koelt de waterdamp snel af. Daardoor condenseert de waterdamp.

3. Het water druppelt door de buis omlaag. Het valt in de kleine kolf.

4. In de kleine kolf zit nu zuiver water.

5. Het zout en het vuil zitten nog in de grote kolf.

Slide 13 - Tekstslide