Spelling: koppelteken en weglatingsstreepje

Vandaag 

  1. Huiswerk nakijken
  2. Spelling: koppelteken en weglatingsstreepje
  3. Huiswerk
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 

  1. Huiswerk nakijken
  2. Spelling: koppelteken en weglatingsstreepje
  3. Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Huiswerk nakijken
Waar?
Bladzijde 72 tot en met 74

Waarover?
Tekstverbanden en signaalwoorden

Welke opdracht?
1 en 2

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
  • 1 Uitkomsten Nibud Scholierenonderzoek 2016 / scholieren en geld
  • 2 eigen antwoord
  • 3 in alinea 6 en 7
  • 4 alinea 2: minder dan. Alinea 3: In vergelijking met. Alinea 4: hoger ten opzichte van – minder … dan – is het populairst
  • 5 zo – maar – ook
  • 6 zo: toelichtend verband – maar: tegenstellend verband – ook: opsommend verband
  • 7 middel: hulp krijgen – doel: online bankieren
  • 8 Het duidt op een opsomming: er worden twee situaties opgesomd waarin scholieren geen hulp van hun ouders krijgen bij internet bankieren.
  • 9 meisjes
  • 10 kleding en schoenen – sieraden en accessoires – uitgaan, café, disco, bioscoop – snoep, eten en drinken – schoolspullen en boeken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2
  • 1 kaartjes kopen op internet
  • 2 eigen antwoord
  • 3 Het tweede deel begint bij alinea 5. – toelichting: Deel 1 (alinea 2 t/m 4) gaat over oplichting bij het kopen van kaartjes op internet; deel 2 (vanaf alinea 5) gaat over betrouwbaar kaartjes kopen op internet.
  • a argeloze (al. 1): nietsvermoedende
  • b oorspronkelijke (al. 1): originele; normale
  • c gemeen (al. 2): gelijk; hetzelfde
  • d nadrukkelijk (al. 2): opvallend
  • e ogen (al. 2): eruitzien
  • f bemachtigen (al. 3): verkrijgen; te pakken krijgen
  • g locatie (al. 5): plaats waar iets gebeurt
  • h met een gerust hart (al. 5): zonder zorgen
  • i brochure (al. 6): informatieboekje
  • j doorgaans (al. 6): meestal
  • 5 (veel) meer dan
  • 6 De oorspronkelijke prijs voor een toegangskaart op een betrouwbare website wordt vergeleken met de prijs die je via een doorverkoper betaalt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2
  • 7 (1) middel: doorverkopers (als Giggotickets, Onlineticketshop en Tickettribune) gebruiken in hun advertenties de naam van de officiële aanbieder van concert-, theater- of voetbalkaartjes – doel: kopers op internet laten denken dat ze met een betrouwbare verkoper in contact zijn
  • (2) middel: de naam van de officiële verkoper staat nadrukkelijk in de kop en link van advertenties – doel: de advertenties zien eruit als ‘echte’ advertenties
  • 8 (1) populaire kaartjes al te koop aanbieden zonder ze in bezit te hebben; (2) vrienden, familie en ingehuurde studenten kaartjes laten opkopen
  • 9 De eerste – Een andere
  • 10 (1) dat je geen kaartje krijgt; (2) dat je een andere plaats krijgt dan je hebt besteld
  • 11 ook
  • 12 websites (van de artiest, van de locatie waar het evenement wordt gehouden, van de organisator)
  • 13 omstreeks mei – Kort daarna – Vanaf september
  • 14 op de reden dat je bij voetbalwedstrijden helemaal goed moet opletten waar je koopt, omdat je niet in het vak van de tegenpartij wilt terechtkomen
  • 15 Alinea 8 bevat eerst een conclusie uit het eerste deel van de tekst; daarna volgt een samenvatting van het tweede deel van de tekst. (Zie ook het antwoord op vraag 3.)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koppelteken en weglatingsstreepje

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen:

Ik weet wanneer ik een weglatingsstreepje moet gebruiken


Ik weet wanneer ik een koppelteken moet gebruiken



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koppelteken
Samenstellingen schrijf je in principe aan elkaar.
bijvoorbeeld:
voetbal + competitie = voetbalcompetitie
tentamen + stress =  tentamenstress

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken als er klinkers botsen, die ook samen een klank kunnen vormen.
bijvoorbeeld:
auto + ongeluk = auto-ongeluk 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken als er 3 dezelfde medeklinkers naast elkaar staan.
bijvoorbeeld:
business + strategie = business-strategie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken bij bijzondere woordcombinaties
bijvoorbeeld:
doe het zelf + zaak = 
doe-het-zelfzaak
( Je schrijft de samenstelling met deze combinatie dan wel vast aan de combinatie)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken bij letters, cijfers, andere tekens, afkortingen en St. of Sint
bijvoorbeeld: 
A4-tje

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken bij aardrijkskundige namen
bijvoorbeeld:
Zuid + Holland = Zuid-Holland

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken bij de voorvoegsels:
anti-, oer-, on- en pro- alleen als er een hoofdletter na komt.

bijvoorbeeld: oer-Hollands 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

politie + academie
A
politie academie
B
politieacademie
C
politie-academie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

studie + avond
A
studie avond
B
studieavond
C
studie-avond

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

gala + avond
A
gala avond
B
galaavond
C
gala-avond

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

domino + effect
A
domino effect
B
dominoeffect
C
domino-effect

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

rij + examen
A
rij examen
B
rijexamen
C
rij-examen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wel of geen koppelteken
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wel of geen koppelteken
A
dvd collectie
B
dvd-collectie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wel of geen koppelteken
A
cameraopstelling
B
camera-opstelling

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wel of geen koppelteken
A
A4 formaat
B
A4-formaat

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

weglatingsstreepje
Als je een deel van een woord weglaat, mag dat met een weglatingsstreepje.
Let op: 
- als je het eind van het woord weglaat, komt het streepje bij het eerste woord aan het eind, bijv. in- en uitvoer.
- als je het begin van het woord weglaat, komt het streepje aan het begin van het tweede woord, bijv. damesjassen en -jurken.
- laat je een heel woord weg, dan gebruik je geen streepje.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik waar mogelijk een weglatingsstreepje.
invoer en uitvoer

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik waar mogelijk een weglatingsstreepje.
woensdagmiddag en donderdagmiddag

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik waar mogelijk een weglatingsstreepje.
hoestsiroop en hoesttabletjes

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer met weglatingsstreepje:
voorjaarsvakantie, meivakantie en zomervakantie

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap dit
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Waar? 
Bladzijde 94 tot en met 95

Waarover?
Koppelteken en weglatingsstreepje

Welke opdracht?
1 tot en met 4

Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Ja

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies