plein m 4.3

noteer het juiste begrip
Volksvertegenwoordiging van de EU
1 / 22
volgende
Slide 1: Open vraag
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

noteer het juiste begrip
Volksvertegenwoordiging van de EU

Slide 1 - Open vraag

noteer het juiste begrip
Samenwerkingsverband van Europese landen vanaf 1957/1958

Slide 2 - Open vraag

Welke twee onderdelen horen bij de Verenigde Naties?
A
Europese Commissie
B
Veiligheidsraad
C
verdrag van Maastricht
D
Vredesmissie zoals UNIFIL

Slide 3 - Quizvraag

In 1945 werd de Benelux opgericht, wat wilden de landen hiermee bereiken?
A
Een gezamelijke regering van Belgie, Nederland Luxemburg.
B
Een goede samenwerking van de kolenmijnen en staalfabrieken in deze landen.
C
Het vervoeren van goederen tussen tussen deze landen zonder grenscontroles.
D
Het vormen van een gezamenlijk leger van deze drie landen.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het juiste begrip voor het dagelijks bestuur van de EU?

Slide 5 - Open vraag

In 1952 werd de EGKS opgericht, voor welke industrie was deze organisatie belangrijk?
A
de auto-industrie
B
de oorlogsindustrie
C
de textielindustrie
D
de voedingsindustrie

Slide 6 - Quizvraag

Wat was de reden voor de Europese landen van de EEG om de EU op te richten?
A
Om het gezamenlijke geld eerlijker te verdelen.
B
Om samen te werken op het gebied van grenscontroles.
C
Om meer afspraken te kunnen maken op allerlei gebieden.
D
Om meer democratie in het Europese Parlement te krijgen.

Slide 7 - Quizvraag

Vul de betekenis in.
Verenigde Naties (VN)

Slide 8 - Open vraag

Vul de betekenis in.
Europese Unie (EU)

Slide 9 - Open vraag

Vul de betekenis in.
Mensenrechten:

Slide 10 - Open vraag

Vul de betekenis in.
Europese Commissie

Slide 11 - Open vraag

Vul de betekenis in.
Benelux:

Slide 12 - Open vraag

Noteer de betekenis van de afkorting:
EGKS:

Slide 13 - Open vraag

Noteer de betekenis van de afkorting:
EEG:

Slide 14 - Open vraag

Noteer de betekenis van de afkorting:
VN:

Slide 15 - Open vraag

Noteer de betekenis van de afkorting:
EU:

Slide 16 - Open vraag

In welk jaar hebben de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de mens opgesteld?
A
1948
B
1950
C
1955
D
1946

Slide 17 - Quizvraag

´Iedereen wordt vrij en met gelijke rechten geboren´
Is dit een mensenrecht?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

´De mensenrechten gelden voor iedereen, wie of waar je ook bent´
Is dit een mensenrecht?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

´Je hebt recht op leven, vrijheid en veiligheid´
Is dit een mensenrecht?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

1 van de organisaties die veel doet voor mensenrechten is....?

Slide 21 - Open vraag

In welk jaar ontstond de EU?
A
1992
B
1945
C
2001
D
1997

Slide 22 - Quizvraag