Wh- Words + My mine

Welcome!!
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welcome!!

Slide 1 - Tekstslide

Planning:
- Uitleg
- LessonUp vragen
- Spelletje
- Zelfstandig aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Na deze les snap ik de wh- woorden


Slide 3 - Tekstslide

World records!
What is a world record?
Who has a world record?
When can you break a world record?
Why is it called "breaking" a world record?


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

World record sprint
Who?
What?
How?
Why?
When?
Where?

Slide 6 - Tekstslide

World record sprint
Who?: Usain Bolt
What?: 100m sprint
How?:
Why?:
When?:
Where?:

Slide 7 - Tekstslide

World record sprint
Who?: Usain Bolt
What?: 100m sprint
How?: 9.58 seconds
Why?: 
When?:
Where?:
timer
0:10

Slide 8 - Tekstslide

World record sprint
Who?: Usain Bolt
What?: 100m sprint
How?: 9.58 seconds
Why?: He is the fastest
When?:
Where?: 

Slide 9 - Tekstslide

World record sprint
Who?: Usain Bolt
What?: 100m sprint
How?: 9.58 seconds
Why?: He is the fastest
When?: 16th of August, 2009
Where?: 

Slide 10 - Tekstslide

World record sprint
Who?: Usain Bolt
What?: 100m sprint
How?: 9.58 seconds
Why?: He is the fastest
When?: 16th of August, 2009
Where?: Berlin, Germany

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

World record ....
Who?: 
What?:
How?: 
Why:? 
When?: 
Where?: 

Slide 13 - Tekstslide

World record ....
Who?: Cristiano Ronaldo
What?: 
How?: 
Why?:
When?: 
Where?: 

Slide 14 - Tekstslide

World record ....
Who?: Cristiano Ronaldo
What?: Most goals scored
How?: 
Why?:
When?: 
Where?: 

Slide 15 - Tekstslide

World record ....
Who?: Cristiano Ronaldo
What?: Most goals scored
How?: Scoring 837 goals
Why?:
When?: 
Where?: 

Slide 16 - Tekstslide

World record ....
Who?: Cristiano Ronaldo
What?: Most goals scored
How?: Scoring 837 goals
Why?: 
When?: 
Where?: 

Slide 17 - Tekstslide

World record ....
Who?: Cristiano Ronaldo
What?: Most goals scored
How?: Scoring 837 goals
Why?: 
When?: 2002 - now
Where?: 

Slide 18 - Tekstslide

World record ....
Who?: Cristiano Ronaldo
What?: Most goals scored
How?: Scoring 837 goals
Why?: 
When?: 2002 - now
Where?: All over the world

Slide 19 - Tekstslide

Wh- words
Who? 
Why?
How?
What?
When?
Where?

Slide 20 - Tekstslide

Wh- words
Who? 
Wie?
Persoon
Why?
Waarom?
Reden
How?
Hoe?
Manier
What?
Wat?
Dingen
When?
Wanneer?
Tijd
Where?
Waar?
Plaats

Slide 21 - Tekstslide

.............. is your coach? John or Mike?
.............. is the match? Saturday or sunday?
.............. do you like football so much?
.............. did you kick the ball in my face?

Slide 22 - Tekstslide

Game!
- Loop rond door de klas
- Stel elkaar de vragen op de blaadjes
- Antwoord in het Engels
- Zorg dat je elk antwoord van iemand anders krijgt
- We raken elkaar niet aan en we praten op een normaal volume

timer
7:00

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag!

BL & KL: Unit 6 Opdr 49, 50


Slide 24 - Tekstslide

Spreekopdracht
- Kies een partner uit
- Pak bladzijde 121 & 122 voor je
- Stel elkaar om de beurt een vraag met een Wh- woord
- Het moet over sport gaan

Slide 25 - Tekstslide

Lesafsluiting
- Hoe vonden jullie het gaan?
- Hoe vond ik het gaan?
- Snappen jullie het?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

My - Mine
Bezittelijke voornaamwoorden = possessive pronouns
Je gebruikt ze om aan te geven van wie iets is. 
Het woord zegt het al: bezit
Voorbeeld:
She is my best friend = Ze is mijn beste vriendin
That bike is mine = Die fiets is van mij

Slide 28 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
my = mijn                                  He is my friend
your = jouw                              He is your friend (enkelvoud)
his = zijn                                    He is his friend
her = haar                                 He is her friend
its = zijn/haar                          He is its friend 
our = onze                                 He is our friend
your = jullie                               He is your friend (meervoud)
their = hun                                 He is their friend 

Slide 29 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
mine =  die van mij                                    He is mine.
yours = die van jou/u  (enkelvoud)     He is yours
his =  die van hem                                      He is his
hers = die van haar                                    He is hers
ours = die van ons                                      He is ours
yours = die van jullie (meervoud)        He is yours
theirs = die van hen                                    He is theirs

Slide 30 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
Na my, your, his, her, its, your, our, their volgt altijd een zelfstandig naamwoord
voorbeeld: That is my cat. 
Na mine, yours, his, hers, yours, ours, theirs volgt nooit een zelfstandig naamwoord.
voorbeeld: The cat is mine.
That bike is hers

Slide 31 - Tekstslide

This is Chris.
He is ...... cousin. (mijn)
A
my
B
mine
C
he
D
his

Slide 32 - Quizvraag

Sheila loves to stay over at ........ (mijn) place
A
mine
B
our
C
my
D
your

Slide 33 - Quizvraag

..... (Haar) brother passed his driver's exam yesterday.
A
his
B
her
C
my
D
hers

Slide 34 - Quizvraag

These kids are ......... (van hun)
A
their
B
theirs
C
your
D
my

Slide 35 - Quizvraag

..... kids are very noisy. (hun)
A
the
B
their
C
theirs
D
our

Slide 36 - Quizvraag

Gretha, is this ........ (jouw) book?
A
your
B
yours
C
her
D
our

Slide 37 - Quizvraag

I found it on ........ (onze) couch.
A
her
B
his
C
our
D
your

Slide 38 - Quizvraag

It is not ...... (mijn) book.
A
mine
B
my
C
your
D
his

Slide 39 - Quizvraag

Aan de slag!

BL & KL: Unit 6 Opdr 46, 47, 49, 50
TL: Unit 6 Opdr 37, 38, 39, 51, 52

Slide 40 - Tekstslide

Lesafsluiting
- Hoe vonden jullie het gaan?
- Hoe vond ik het gaan?
- Snappen jullie het?

Slide 41 - Tekstslide