Argumentatie H3

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom! In deze les:
• leer je argumentatiestructuren herkennen (Lezen H3+4) 

Slide 2 - Tekstslide

Argument = bewijs bij uitspraak/stelling

Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.
Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Dus.. wat is argumenteren?

Slide 5 - Open vraag

Waaraan kun je een feitelijk argument herkennen?

Slide 6 - Open vraag

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 7 - Quizvraag

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 8 - Quizvraag

Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Amsterdam gaan. Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 9 - Quizvraag

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Geef een voorbeeld niet-feitelijk argument bij de stelling: School moet elke dag om 14.00 uur uit zijn.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Video

4 vormen van argumenteren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Meervoudige argumentatie
  3. Onderschikkende argumentatie
  4. Nevenschikkende argumentatie

Slide 13 - Tekstslide

X

Slide 14 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 15 - Tekstslide

Bij meervoudige argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument is extra en staat los van de andere argumenten. Meervoudige argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 16 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 17 - Tekstslide

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Een argument is altijd een feit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Het Stanislascollege is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 20 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als manager, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 21 - Quizvraag

Het Stanislascollege is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 22 - Quizvraag

Het Stanislascollege is een goede school. In de onderbouw leren leerling hoe zij moeten leren en in de bovenbouw presteren zij daardoor beter.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 23 - Quizvraag

Bedenk er een argument bij... De havo moet binnen 4 jaar af te maken zijn.
timer
1:00

Slide 24 - Open vraag

Bedenk er zelf een argument bij... Het Nederlands verloedert.

Slide 25 - Open vraag

Dus wat kun/weet je nu?
• Je weet nu welke argumentatiestructuren er zijn
• je kunt een argumentatiestructuur invullen 

• NOG VRAGEN?

Slide 26 - Tekstslide