Les 25

Heute:
-Aufgabe 31 t/m 33
-Oefenen lidwoorden 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Heute:
-Aufgabe 31 t/m 33
-Oefenen lidwoorden 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden in het Duits

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde ken je de lidwoorden in het Duits en weet je wanneer je der, die en das moet gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les aan de studenten.
Wat weet je al over lidwoorden in het Duits?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn lidwoorden?
Lidwoorden zijn woorden die worden gebruikt om een zelfstandig naamwoord te bepalen. In het Duits zijn er drie lidwoorden: der, die en das.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit wat lidwoorden zijn en introduceer de drie lidwoorden in het Duits.
Der
Der wordt gebruikt voor mannelijke zelfstandige naamwoorden, bijvoorbeeld: der Mann (de man), der Hund (de hond).

Slide 6 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van mannelijke zelfstandige naamwoorden en leg uit wanneer het lidwoord der gebruikt moet worden.
Die
Die wordt gebruikt voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden, bijvoorbeeld: die Frau (de vrouw), die Katze (de kat).

Slide 7 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van vrouwelijke zelfstandige naamwoorden en leg uit wanneer het lidwoord die gebruikt moet worden.
Das
Das wordt gebruikt voor onzijdige zelfstandige naamwoorden, bijvoorbeeld: das Haus (het huis), das Kind (het kind).

Slide 8 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van onzijdige zelfstandige naamwoorden en leg uit wanneer het lidwoord das gebruikt moet worden.
Oefening 1
Welk lidwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord? 
D ___ (Hund).

Slide 9 - Tekstslide

Geef de studenten een oefening om te laten zien dat ze begrijpen wanneer een bepaald lidwoord gebruikt moet worden.
Meervoud
In het Duits hebben zelfstandige naamwoorden een mannelijke, vrouwelijke of onzijdige vorm in het enkelvoud. In het meervoud krijgen alle zelfstandige naamwoorden het lidwoord die.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit dat in het meervoud alle zelfstandige naamwoorden als vrouwelijk worden behandeld en het lidwoord die krijgen.
Oefening 2
Welk lidwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord in het meervoud? 
D ___ (Hunde /mv

Slide 11 - Tekstslide

Geef de studenten een oefening om te laten zien dat ze begrijpen wanneer het lidwoord die gebruikt moet worden in het meervoud.
Uitzonderingen
Er zijn enkele uitzonderingen waarbij het lidwoord niet overeenkomt met het geslacht van het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: das Mädchen (het meisje) heeft het lidwoord --> das, ondanks dat het een vrouwelijk zelfstandig naamwoord is.

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit dat er enkele uitzonderingen zijn waarbij het lidwoord niet overeenkomt met het geslacht van het zelfstandig naamwoord.
Oefening 3
Welk lidwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord? 
D ___ (Mädchen).

Slide 13 - Tekstslide

Geef de studenten een oefening om te laten zien dat ze begrijpen dat het lidwoord das gebruikt moet worden bij het zelfstandig naamwoord Mädchen.
Samenvatting
Je weet nu wat lidwoorden zijn en wanneer je der, die en das moet gebruiken. Je begrijpt ook dat in het meervoud alle zelfstandige naamwoorden als vrouwelijk worden behandeld en het lidwoord die krijgen. En je kent enkele uitzonderingen waarbij het lidwoord niet overeenkomt met het geslacht van het zelfstandig naamwoord.

Slide 14 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen.
WL A lernen
eerst zelfstandig, dan in tweetallen en daarna klassikaal
timer
3:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies