Beta
In deze les worden alle mogelijke werkwoordvormen en hun spellingwijze nog een keer samengevat.
In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Persoonsvorm tegenwoordige tijd PVTT
Persoonsvorm verleden tijd PVVT
Voltooid deelwoord VD
Onvoltooid deelwoord OD
Infinitief (hele werkwoord) INF
Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar.
Hier is vorige week een ongeluk gebeur... (Vul in)
Het is een gevaarlijk kruispunt.
Best kans dat er nog een ongeluk gebeur.. (Vul in)
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen
Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed (en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de langermaakregel!).
Ik heb een Big Mac gegeten . VD
Kwijlend nam ik een hap OD
Ik heb zin om een Big Mac te nemen INF
Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.
Eindigt op: -EN, -D, -T
Twijfel je tussen -d of -t, gebruik dan weer 't ex-kofschip
Ik heb een Big Mac gegeten, want die was afgeprijsd.
Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.
Geeft aan dat een handeling voortduurt.
Geeft aan hoe iets gebeurt.
Hele werkwoord + een D
Kwijlend nam ik een hap. Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.