Werkwoordspelling

Werkwoordspelling


In deze les worden alle mogelijke werkwoordvormen en hun spellingwijze nog een keer samengevat.

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling


In deze les worden alle mogelijke werkwoordvormen en hun spellingwijze nog een keer samengevat.

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de les
  • Lesdoel
  • Weektaak
  • Theorie
  • Werken aan de weektaak
  • Volgende les 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les kan ik uitleggen hoe ik de werkwoorden moet spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoord vormen

Persoonsvorm tegenwoordige tijd                                                PVTT

Persoonsvorm verleden tijd                                                              PVVT


Voltooid deelwoord                                                                               VD

Onvoltooid deelwoord                                                                          OD


Infinitief (hele werkwoord)                                                                 INF



Slide 4 - Tekstslide

Stap 1:
Heb ik te maken met een persoonsvorm?

Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst deze belangrijke vraag stellen. 


Slide 5 - Tekstslide

Waarom?

Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar.

Hier is vorige week een ongeluk gebeur...  (Vul in)

Het is een gevaarlijk kruispunt. 

Best kans dat er nog een ongeluk gebeur.. (Vul in)

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)

Ik                   Ik-vorm                             Ik word
Jij                  Ik-vorm + t                      Jij wordt
Hij/zij/het    Ik-vorm + t                      Hij wordt

Wij                Infinitief (hele ww)          Worden
Jullie            Infinitief (hele ww)           Worden
Zij                  Infinitief (hele ww)          Worden

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd (PVTT)

Zwakke werkwoorden                                                'T EX FOKSCHAAP
-de(n) of -te(n) achter de ik-vorm

werken            ik werkte             wij werkten
vertellen         ik vertelde           wij vertelden
vermelden     ik vermeldde      wij vermeldden

Sterkte werkwoorden
Verleden tijd wordt gevormd door klinkerverandering

bieden            ik bood                 wij boden
rijden              ik reed                   wij reden



Slide 8 - Tekstslide

de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen

  1.  hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 9 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed 
(en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de langermaakregel!).



Slide 10 - Tekstslide

Andere vormen

Ik heb een Big Mac gegeten .                               VD

Kwijlend nam ik een hap                                        OD

Ik heb zin om een Big Mac te nemen                INF



Slide 11 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (VD)

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't ex-kofschip

Ik heb een Big Mac gegeten, want die was afgeprijsd.          

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           

Slide 12 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord

Geeft aan dat een handeling voortduurt.

Geeft aan hoe iets gebeurt.

Hele werkwoord + een D


Kwijlend nam ik een hap. 
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.

Slide 13 - Tekstslide

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 14 - Quizvraag

BRAND daar je vingers niet aan.
A
pvtt
B
vd
C
pvvt
D
bn

Slide 15 - Quizvraag

De (aanbranden) aardappels zijn weggegooid.
A
aangebranden
B
aangebrandde
C
aanbrandende
D
aangebrande

Slide 16 - Quizvraag

(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt.
A
Vond
B
Vindt
C
Vind

Slide 17 - Quizvraag

De stukken (kopiëren - tt) mijn secretaresse niet meer.
A
kopieert
B
kopieërt
C
kopiëren
D
kopieerde

Slide 18 - Quizvraag

De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.
A
stofgezogen
B
gestofzuigde
C
stofgezoge
D
stofgezuigde

Slide 19 - Quizvraag

(Worden) je broer later piloot?
A
Word
B
Wordt
C
Wort

Slide 20 - Quizvraag

Hij .............. (kanoën) graag in de zomer.
A
kano
B
kanood
C
kanot
D
kanoot

Slide 21 - Quizvraag

De aangebrande koekjes zijn inmiddels verkocht.
Wat is de pv?
A
aangebrande
B
koekjes
C
zijn
D
verkocht

Slide 22 - Quizvraag

De aangebrande koekjes zijn inmiddels verkocht.
Wat is het gezegde?
A
de aangebrande koekjes
B
zijn
C
inmiddels
D
zijn verkocht

Slide 23 - Quizvraag

De aangebrande koekjes zijn inmiddels verkocht.
Wat is 'verkocht'?
A
bn
B
pvtt
C
pvvt
D
vd

Slide 24 - Quizvraag

Extra oefenen
  • cambiumned.nl
  • jufmelis.nl
  • Oefeningen uit de brug (blz. 226 t/m 229)
  • Schema werkwoordspelling (blz. 231)
  • Oefeningen herhalen uit je boek of op Magister

Slide 25 - Tekstslide

Werken aan de weektaak
Tot 9.45

Slide 26 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
Aan het einde van de les kan ik uitleggen hoe ik de werkwoorden moet spellen.

Slide 27 - Tekstslide

De stof van deze les beheers is:
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Volgende les
Vrijdag:        weken aan weektaak & extra uitleg ww-spelling
Maandag:    leesles
Woensdag: trappen van vergelijking & verkleinwoorden

Slide 29 - Tekstslide