proefwerk thema 1: verbranding en ademhaling bs 1 t/m 5 + 7

proefwerk thema 1
verbranding en ademhaling

lees de vragen goed, neem de tijd!
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

proefwerk thema 1
verbranding en ademhaling

lees de vragen goed, neem de tijd!

Slide 1 - Tekstslide

bewering 1:
Alleen als het koud is, adem je waterdamp uit.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

bewering 2:
De functie van de neusharen is het tegenhouden van grote stofdeeltjes.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

bewering 3:
Ingeademde lucht bevat minder waterdamp dan uitgeademde lucht.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

bewering 4:
Als er weinig frisse lucht het klaslokaal binnenkomt kunnen bacteriën en virussen zich gemakkelijker verspreiden.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

bewering 5:
Bij gewone ademhaling vindt alleen buikademhaling plaats.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

bewering 6:
In uitlaatgassen van een auto zit koolstofdioxide.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Afb. 1 Huig en strotklepje in een bepaalde stand

In afbeelding 1 is een bepaalde stand van de huig en van het
strotklepje weergegeven. Hierover gaan de beweringen 7 en 8.

bewering 7:
Deze stand van de huig verandert als een slikbeweging wordt gemaakt.

A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

bewering 8:
Deze stand van het strotklepje verandert als een adembeweging wordt gemaakt
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Een kaars wordt in een potje gezet. In dit potje wordt een laagje water gegoten. De kaars wordt aangestoken en meteen daarna
wordt een deksel op het potje gedaan (zie afbeelding 2).
Hierover gaan de beweringen 9 en 10.

bewering 9:
Het water wordt bij de verbranding verbruikt.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

bewering 10:
De kaars gaat uit doordat het kaarsvet opraakt.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Een jongen fietst rustig naar school. Plotseling ziet hij een eind
voor zich een vriend fietsen. De jongen gaat harder fietsen zijn vriend in te halen (zie afbeelding 3).
Hierover gaan de beweringen 11 tot en met 13.

bewering 11: Door het harder fietsen vindt er in het lichaam van de jongen meer verbranding plaats


A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

bewering 12:
Door het harder fietsen gaat het hart van de jongen sneller kloppen.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

bewering 13:
Tijdens het rustige fietsen komt er in het lichaam van de jongen meer warmte vrij dan tijdens het harde fietsen.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

bewering 14:
Als je slaapt, vindt er in je lichaam geen verbranding plaats.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

bewering 15:
Vet is de meest gebruikte brandstof
in het menselijk lichaam.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

In afbeelding 4 zijn enkele longblaasjes met een longhaarvat schematisch getekend. Enkele plaatsen zijn aangegeven met nummers. Hierover gaan de vragen 16 tot en met 18.






Afb. 4 Longblaasjes met een longhaarvat (schematisch).

Slide 17 - Tekstslide

vraag 16:
Op welke plaats bevindt zich bloed dat
rijk is aan koolstofdioxide?
A
plaats 1
B
plaats 2
C
plaats 3

Slide 18 - Quizvraag

vraag 17:
Welk nummer geeft de plaats aan waar
de lucht tijdens een uitademing
naartoe stroomt?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3

Slide 19 - Quizvraag

vraag 18:
Welke pijl geeft de richting aan waarin
zuurstof gaat, pijl P of pijl Q?

A
pijl P
B
pijl Q

Slide 20 - Quizvraag

Een docent vraagt aan drie leerlingen hoe het komt dat de gaswisseling in de longen snel kan plaatsvinden.
Rudolf antwoordt: ‘Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben.’
Sander antwoordt: ‘Doordat een longblaasje een klein oppervlak heeft.’
Tijmen antwoordt: ‘Doordat alle longblaasjes samen een groot oppervlak hebben.’

Vraag 19
Welke leerling geeft, of welke leerlingen geven een goed antwoord op de vraag van de docent?
A
alleen Rudolf
B
alleen Sander
C
alleen Rudolf en Sander
D
alleen Rudolf en Tijmen

Slide 21 - Quizvraag

Bij de verbranding van een kaars komt energie vrij.

Vraag 20
In welke vorm(en) komt deze energie vrij?

A
in de vorm van licht
B
in de vorm van warmte
C
in de vorm van warmte koolstofdioxide
D
in de vorm van licht en warmte

Slide 22 - Quizvraag

Lees de tekst hieronder. Deze tekst hoort bij de vragen 21 tot en met 25.
Wim Hoff is bekend als de man die in staat is om naakt vijf kwartier lang
in een bak met ijs te blijven zitten. The Iceman, zoals zijn artiestennaam
luidt, probeert zijn kouderecord steeds te verbeteren.
Hof verklaarde eerder dat hij in staat is tot zijn kouderecords door goed te trainen. ‘Ik kan bijvoorbeeld langer dan zes minuten mijn adem inhouden, en honderd keer opdrukken zonder adem. Daarnaast kan ik door ademhalingsoefeningen invloed uitoefenen op de warmte-kouderegeling van mijn zenuwstelsel. Ik heb een goede reflex om mijn aderen rondom mijn kerndelen, dus het hart en de longen, te vernauwen. Daardoor blijven die constant op 37 graden Celsius, terwijl de oppervlaktedelen van lichaam veel kouder zijn.’
 (naar een artikel in De Volkskrant)

Slide 23 - Tekstslide

vraag 21
Wat gebeurt er met de verbranding in de kerndelen (hart en longen) van Wim Hof als hij in een bak met ijs gaat zitten?

A
Die neemt toe.
B
Die blijft gelijk.
C
Die neemt af.

Slide 24 - Quizvraag

vraag 22
En wat gebeurt er met de verbranding in de oppervlaktedelen (huid enz) van Wim Hof in de bak met ijs?
A
Die neemt toe.
B
Die blijft gelijk
C
Die neemt af.

Slide 25 - Quizvraag

vraag 23
Wim Hof beweegt niet veel in de bak met ijs.
Is dat verstandig?
A
Nee, zo koelt hij nog verder af.
B
Het maakt niets uit of hij wel of niet beweegt.
C
Ja, zo koelt hij minder sterk af.

Slide 26 - Quizvraag

Vraag 24:
Wat produceert Hof bij de verbranding in de bak met ijs?
A
Zowel koolstofdioxide als water.
B
Alleen koolstofdioxide.
C
Alleen water.

Slide 27 - Quizvraag

vraag 25:
De lucht boven de bak met ijs is koud.
Hoe kan Hof het beste ademhalen?
A
door de mond
B
door de neus
C
zowel door de mond als door de neus

Slide 28 - Quizvraag

vraag 26:
Water speelt een rol bij elke verbranding, wat is die rol tijdens verbranding van kaarsvet?

A
Bij de verbranding van een kaars ontstaat water.
B
Bij de verbranding van een kaars wordt water verbruikt.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt water omgezet in energie.
D
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in water.

Slide 29 - Quizvraag

vraag 27:
Wanneer iemand in rust opzettelijk enige tijd snel en diep adem heeft gehaald, verdwijnt de normale ademprikkel en treedt een kortdurende ademstilstand op.
Wat gebeurt er dan met de hoeveelheid zuurstof in de lucht in de longblaasjes tijdens die ademstilstand?

A
De hoeveelheid zuurstof neemt af.
B
De hoeveelheid zuurstof neemt toe.
C
De hoeveelheid zuurstof blijft gelijk

Slide 30 - Quizvraag

vraag 28:
Wat is de functie van de trilhaarcellen in het neusslijmvlies?
A
Het produceren van slijm.
B
Het opvangen van stofdeeltjes en ziekteverwekkers
C
Het keuren van de binnenstromende lucht.
D
Het verplaatsen van slijm naar de keelholte

Slide 31 - Quizvraag

vraag 29:
Waaruit bestaat de luchtvervuiling die smog genoemd wordt vooral?

Slide 32 - Open vraag

In afbeelding 7 is het ademhalingsstelsel van de mens schematisch getekend.
Enkele delen zijn met nummers aangegeven. Over deze afbeelding gaan de vragen 30 tot en met 32.

Slide 33 - Tekstslide

vraag 31:
Hoe heet deel 2?

Slide 34 - Open vraag

vraag 32:
Hoe heet deel 7?

Slide 35 - Open vraag

vraag 33:
In welk van de delen 3, 4 en 5 komen
kraakbeenringen voor?
Leg uit waarom ze nodig zijn.

Slide 36 - Open vraag

vraag 34:
Welke bewering over stofwisseling is niet juist?
A
Gaswisseling is een vorm van stofwisseling.
B
Stofwisseling vindt plaats in de longblaasjes.
C
Tijdens fotosynthese vindt stofwisseling plaats.
D
Verbranding is een vorm van stofwisseling.

Slide 37 - Quizvraag

vraag 35:
Carol en Simon hebben een discussie over glucose.
Carol zegt: ‘Planten gebruiken glucose als brandstof.’
Simon zegt: ‘Mitochondriën gebruiken de energie uit zonlicht om glucose te maken.’ Wie heeft of hebben er gelijk?
A
Alleen Carol heeft gelijk.
B
Alleen Simon heeft gelijk.
C
Carol en Simon hebben allebei gelijk
D
Carol en Simon hebben geen van beiden gelijk.

Slide 38 - Quizvraag

In sigaretten zitten schadelijke stoffen is dit ook koolstofmonoxide?
A
ja
B
nee

Slide 39 - Quizvraag

Is Sigaretten zitten 3 hele bekende stoffen, noem er minimaal 3 op.

Slide 40 - Open vraag

Shisha wat is het en wat kan het doen met je lichaam?
A
Soort waterpijp, er komt veel co2 vrij waarna je kan flauwvallen of hoofdpijn krijgt
B
Soort drugs een upper waarbij je een zeer verhoogde hartslag krijgt
C
Soort drankje waarin heel veel alcohol zit en waardoor je snel vergeetachtig word
D
Soort e-sigaret waar je hoofdpijn van krijgt en flauwvalt

Slide 41 - Quizvraag

cafeine, nicotine, MDMA, XTC, cocaine, 4-FA en speed zijn voorbeelden van....
A
Uppers
B
downers
C
trippers
D
poppers

Slide 42 - Quizvraag

Alcohol, heroine, GHB, ketamine, cannabis zijn voorbeelden van
A
Uppers
B
downers
C
trippers
D
poppers

Slide 43 - Quizvraag

Paddo's en LSD zijn voorbeelden van....
A
Uppers
B
downers
C
trippers
D
poppers

Slide 44 - Quizvraag

Vloeibare, vluchtige en kort werkzame drugs vallen onder....
A
Uppers
B
downers
C
trippers
D
poppers

Slide 45 - Quizvraag