Stamboomonderzoek voor beginners -Stappenplan

Stamboomonderzoek
Stappenplan om zelf een stamboom te maken
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Geschiedenis

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Stamboomonderzoek
Stappenplan om zelf een stamboom te maken

Slide 1 - Tekstslide

Stap-1 Wat wil je weten?
Beginners kunnen het beste starten met een gedetailleerde onderzoeksvraag. 
Deze onderzoeksvraag bepaalt in belangrijke mate hoe je te werk gaat:
  • waar begin je
  • welke bronnen gebruik je
  • wat noteer je en wat noteer je niet
  • wat is het einddoel van je onderzoek: stamboom? / boek over je familie?

TIP
De vraagstelling bepaalt welk onderzoeksmodel je kiest, welke gegevens je verzamelt en waar je begint. Bedenk daarom goed wat je wil weten.
Detailvragen:
  • "waar woonden de de ouders van mijn grootouders van mijn vaders kant"
  • "Waar en wanneer is mijn moeders moeder overleden?"
  • "Heeft mijn geëmigreerde oom nakomelingen in Canada?
Ruim geformuleerde vragen:
  • "wie zijn mijn voorouders?"
  • "waar komt mijn familienaam vandaan?"
  • "wie stammen er allemaal van mijn grootvader van moederskant af?"

Slide 2 - Tekstslide

Onderzoeksmodellen en soorten stambomen
Genealogisch onderzoek of stamboomonderzoek is een verzamelnaam voor verschillende vormen van onderzoek. Afhankelijk van welke verwantschaps- en afstammingslijn(en) je volgt, en het startpunt van je onderzoek, kun je een stamboom op verschillende manieren inrichten.

Start je in het heden en werk je terug in de tijd, dan doe je onderzoek naar voorouders (ascendenten). Werk je vanuit het verleden naar het heden, dan zoek je naar afstammelingen (descendenten) van een persoon of echtpaar. Welke vorm je kiest, hangt af van wat je wilt weten.

Slide 3 - Tekstslide

Kwartierstaat
Wanneer je alle voorouders van jezelf of van een andere persoon wilt uitzoeken, maak je een kwartierstaat. Je begint dan bij de persoon van wie je de kwartierstaat maakt, de kwartierdrager of proband(us). Vervolgens noteer je de ouders, hun ouders, alle grootouders, betovergrootouders, en ga je door tot je niet verder komt. Bij elke generatie terug in de tijd, verdubbelt het aantal voorouders in het schema.
Bij kwartierstaten wordt het 'systeem-Kekule' het meest gebruikt. De 'proband' krijgt nummer 1 en zijn of haar vader en moeder respectievelijk nummer 2 en 3. De ouders van de vader krijgen de nummers 4 en 5, die van de moeder 6 en 7. Mannen hebben altijd een even nummer (behalve de mannelijke proband), vrouwen een oneven nummer. Kwartierstaatnummers zijn eenvoudig te berekenen op basis van het nummer van het kind (k): de vader heeft als nummer kx2, de moeder (kx2)+1. Heeft het kind nummer 231 dan heeft zijn vader nummer 462 en zijn moeder 463.
1. Terug in de tijd
TIP Kwartierstandaard
Een kwartierstaat stel je meestal snel op aan de hand van huwelijksakten. Daarin zijn van zowel de bruid als de bruidegom de ouders vermeld.

Slide 4 - Tekstslide

Stamreeks (patrilineaire reeks)

Een stamreeks is een overzicht van iemands voorouders in de rechte mannelijke lijn. Bij het maken van een stamreeks ga je terug in de tijd tot de oudst bekende voorvader, dat is de stamvader. Je neemt alleen opeenvolgende mannelijke voorouders van een persoon in de reeks op: de vader, diens vader, enzovoort.

In een stamreeks worden de opeenvolgende generaties aangeduid met Romeinse cijfers (I, II, III). De stamvader krijgt het cijfer I, zijn zoon II, zijn kleinzoon III enzovoort.

1. Terug in de tijd

Slide 5 - Tekstslide

Moederreeks (matrilineaire reeks)

Een moederreeks is de vrouwelijke tegenhanger van de stamreeks. Je werkt in rechte vrouwelijke lijn terug in de tijd: van iemands moeder, naar haar moeder enzovoort, tot je niet verder kan. De oudst bekende voorouder is de stammoeder.


1. Terug in de tijd

Slide 6 - Tekstslide

Naamreeks

Een naamreeks geeft een overzicht van de opeenvolgende voorouders van een bepaalde persoon met dezelfde familienaam. Deze vorm gebruik je wanneer een familienaam één of meerdere keren via vrouwelijke lijn is doorgegeven.


1. Terug in de tijd

Slide 7 - Tekstslide

Afstammingsreeks

Een afstammingsreeks toont via welke lijnen iemand afstamt van één van de voorouders. In tegenstelling tot een stam- of moederreeks volg je dan niet continu de rechte mannelijke of rechte vrouwelijke lijn.




2. Van toen naar nu
Zoek naar afstammelingen van de voorouders

Slide 8 - Tekstslide

Verwantschapsreeks

Een verwantschapsreeks brengt in kaart hoe twee of meer personen van een gemeenschappelijke voorouder afstammen.






2. Van toen naar nu
Zoek naar afstammelingen van de voorouders

Slide 9 - Tekstslide

Genealogie

In een genealogie achterhaal je alle mannelijke afstammelingen van de stamvader. Je noteert per generatie steeds van alle zoons het volledige gezin en van alle dochters alleen de eventuele partners. Je vervolgt het onderzoek steeds met de gezinnen van de zoons, en daarna met die van hun zoons enzovoort. Worden ook alle naamdragers genoteerd die niet tot de mannelijke lijn behoren, dan spreek je van een naamgenealogie.

Dat systeem wordt in een genealogie of parenteel verfijnd door de kinderen van de stamvader in volgorde van geboorte de cijfers 1, 2, 3 enzovoort te geven. Kinderen met nageslacht krijgen een generatienummer, gevolgd door kleine letters a, b, c enzovoort.








2. Van toen naar nu
Zoek naar afstammelingen van de voorouders

Slide 10 - Tekstslide

Parenteel

Wil je alle nakomelingen van je stamvader in mannelijke én in vrouwelijke lijn weten, dan maak je een 'parenteel'. Je zoekt dan gezinsgegevens van zowel zoons als dochters, vervolgens van hun zoons en dochters, enzovoort. Een parenteel is dus de meest uitgebreide vorm van afstammingsonderzoek.

Dat systeem wordt in een genealogie of parenteel verfijnd door de kinderen van de stamvader in volgorde van geboorte de cijfers 1, 2, 3 enzovoort te geven. Kinderen met nageslacht krijgen een generatienummer, gevolgd door kleine letters a, b, c enzovoort.





2. Van toen naar nu
Zoek naar afstammelingen van de voorouders

Slide 11 - Tekstslide

Symbolen
Voor het aanduiden van de levensfeiten 
worden vaak de volgende symbolen gebruikt:

           
3. Symbolen
*
~
∞ of x
o/o
geboren
gedoopt
getrouwd
gescheiden
overleden
begraven


Slide 12 - Tekstslide

Schematische weergaven
4. Schematische weergave van de stamboom
Er zijn talloze mogelijkheden om verwantschappen in kaart te brengen. Een kwartierstaat kun je bijvoorbeeld in een cirkeldiagram vormgeven. In veel stamboomprogramma´s en websites kun je op basis van ingevoerde gegevens van je voorouders automatisch een schema laten genereren. Of ga zelf aan de slag, denk aan een tekening van een boom met daarin de namen van voorouders geschreven. Ook leuk: een stamboom in foto's. Of een geografische stamboom, waarin je de geografische herkomst van je voorouders vorm geeft.

Slide 13 - Tekstslide

Familienamen en hun oorsprong
Familienamen spelen een belangrijke rol in stamboomonderzoek. Ze kunnen verwantschappen aanduiden en belangrijke historische informatie over de eigenaren van de naam bevatten.

Slide 14 - Tekstslide

Ontwikkeling van de familienaam
De ontwikkeling van eennamigheid via de toevoeging van een toenaam tot de vaste familienaam was een eeuwenlang proces dat zich op verschillende wijzen over het Nederlandse taalgebied verspreidde: vanuit het zuiden naar noorden, van stad naar platteland en van de elite naar de lagere standen. Pas toen de burgerlijke stand in 1811 in heel Nederland was ingevoerd werd de familienaam voor iedereen officieel vastgelegd. Personen die nog geen familienaam hadden, moesten er van keizer Napoleon een aannemen en laten vastleggen. Dat gebeurde in zogenoemde registers van naamsaanneming, die soms bewaard zijn. Wijzigingen in namen konden vanaf toen alleen nog bij Koninklijk Besluit worden doorgevoerd. Toch duurde het in sommige gevallen nog lang voordat ze volgens een vaste spelling werden geschreven.

Aanvankelijk gebruikte men één naam om mensen te onderscheiden. Onder invloed van de groei van de bevolking en het ontstaan van steden, maar ook vanuit de behoefte om de iemands identiteit te versterken, werden vanaf de Middeleeuwen steeds vaker bijnamen gebruikt als nadere aanduidingen bij de voornaam. Die achternaam kon de naam van de vader bevatten, zoals bij 'Dirc Willam soene' en 'Jan Pietersen'. Dit soort namen noemen we een patroniem. Andere toenamen konden naar een eigenschap of het beroep verwijzen, bijvoorbeeld Backer, Smid en De Grote. We spreken van een familienaam zodra de achternaam erfelijk werd, en dus van generatie op generatie in min of meer in gelijke vorm doorgegeven werd. Dat gebeurde vanaf de late Middeleeuwen.


TIP
Vooral in de noordelijke provincies werden patroniemen nog lang gebruikt, ook al was er inmiddels een andere familienaam geregistreerd. Soms kan het nuttig zijn om in bronnen met voorouders rond 1811 te zoeken naar het patroniem in plaats van de familienaam.

Slide 15 - Tekstslide

Soorten familienamen
TIP
Dat mensen spotnamen aannamen uit protest tegen Napoleon, is een fabel. Namen als Poepjes en Naaktgeboren werden bijvoorbeeld al lange tijd gebruikt. Wel werden deze namen vanaf Napoleons decreet officieel vastgelegd als familienaam.
Type
Uitleg
Herkomstnamen
Namen die de plaats aangeven waar de eerste naamdrager vandaan kwam, met name steden, dorpen en landen: Van Delden, Van Parijs, Den Hollander.
Adresnamen
Adresnamen Namen die ontleend zijn aan de plek waar de eerste naamdrager woonde, zoals namen van huizen, velden, waterlope en straten: Van den Eshof, Van der Beek, Van der Meulen, Van den Bogaard.
Verwantschapsnamen
Namen die verwijzen naar de voornaam van iemands vader of moeder en zo de familierelatie kenbaar maken. Deze patroniemen (en metroniemen bij vernoeming naar de moeder) zijn bij invoering van de burgerlijke stand officieel vastgelegd als familienaam: Hendrikszoon, Janssen, Geertsema, Lieverse, Louwes.
Beroepsnamen
Namen die ontleend zijn aan het beroep dat werd uitgeoefend: Bouwman, De Smidt, Kastelein, maar ook Brood voor een bakker en Hamer voor een timmerman.
Eigenschapsnamen
Namen die afgeleid zijn van een persoonlijk kenmerk van de eerste naamdrager, zoals het uiterlijk en karakereigenschappen : De Wit, De Kwaasteniet, De Jonge, De Korte.

Slide 16 - Tekstslide

Stap-2 Recente gegevens verzamelen

Begin thuis: Broers, zusters, ouders, grootouders, ooms, tantes, etc.

Vraag ze wat ze nog weten over het gezin waarin ze opgroeide en over de contacten die er waren met de rest van de familie. Zijn er documenten, zoals trouwboekjes of foto's? Familie-advertenties, bidprentjes, familiedrukwerk.

Met deze informatie zou je 100 jaar moeten kunnen overbruggen.
Recentere informatie is vaak nog niet beschikbaar in archieven of je moet ervoor betalen.

Slide 17 - Tekstslide

Stap-3 Documenteer je onderzoek
Informatie vastleggen en daarbij de bron vermelden: Wie, waar, wanneer? Waaruit?
Manieren documenteren:
Papier: 


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide