Paragraaf 5.3 - Infectieziekten

5.3 Infectieziekten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe je een infectieziekte krijgt en opnoemen welke soorten ziekteverwekkers er zijn
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

5.3 Infectieziekten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe je een infectieziekte krijgt en opnoemen welke soorten ziekteverwekkers er zijn

Slide 1 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
Wat zijn infectieziekten?

  • Ziekteverwekkers > bacterie, schimmel of virus
    - in je lichaam; kunnen infectie / besmetting veroorzaken
    - van een paar wordt je niet ziek; lichaam heeft een weerstand
  • Weerstand > je lichaam is in staat om ziekteverwekkers te doden
    - lage weerstand? Dan kan je lichaam ze niet doden en wordt je ziek
  • Infectieziekten > ziekten door bacteriën, schimmels of virussen
    - bacteriën en schimmels > scheiden giftige stoffen uit
    - virussen > dringen je cellen binnen en maken deze stuk



Slide 2 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
  • Wat? Maken 5.3 – Opdracht 1 t/m 6
  • Hoe? Blz. 109 t/m 111
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 6 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 3 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe een infectieziekte verloopt
  • Je kunt uitleggen hoe infectieziekten genezen door je afweer en hoe antibiotica en pijnstillers kunnen helpen

Slide 4 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
Hoe verloopt een infectieziekte?

  1. Besmetting / infectie > ziekteverwekker dringt in je lichaam
  2. Incubatietijd > eerst merk je nog niets, ziekteverwekker vermeerderd zich
  3. Symptomen > als er veel ziekteverwekkers in je lichaam zijn ga je je ziek voelen. Je krijgt symptomen van de ziekte (bijv. hoofdpijn, koorts of vlekjes.)
  4. Diagnose > vaststellen welke ziekte je hebt, dit kun je zien aan de symptomen.
  5. Genezing > door rust en soms medicijnen gaat de ziekte weer over.
    - de ene ziekte duurt langer dan de andere > griep duurt bijv. langer dan verkoudheid en je voelt je ook zieker
    - als er veel mensen tegelijk ziek zijn > epidemie > bijv. corona

Slide 5 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
Hoe wordt je beter?

  • Afweer > uitschakelen/doden van ziekteverwekkers
    - witte bloedcellen vernietigen ziekteverwekkers
  • Witte bloedcellen > 2 manieren om ziekteverwekkers te doden
    - Bacteriën opeten & afweerstoffen maken

  • Bacteriën opeten
    - ‘Vreetcellen’ / witte bloedcellen die bacteriën insluiten en verteren. Als de witte bloedcellen hun werk hebben gedaan gaan ze dood. Pus of etter komt uit de wond, dit zijn dode witte bloedcellen, verteerd bacteriën en resten van kapotte huidcellen.

Slide 6 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten



  • Afweerstoffen maken > andere witte bloedcellen maken afweerstoffen
    - er komt een ziekteverwekker in je lichaam;
    - de ziekteverwekker vermeerdert zich en je wordt ziek;
    - de witte bloedcellen gaan afweerstoffen maken;
    - de afweerstoffen schakelen de ziekteverwekker uit en je wordt weer beter.
  • Door het maken van afweerstoffen wordt je immuun > door een eerdere besmetting herkent je lichaam de ziekteverwekker en gaat direct in de aanval, je wordt niet meer ziek.

Slide 7 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
Afweerstoffen maken

Slide 8 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
Welke medicijnen helpen?

  • Antibiotica > medicijnen die infectieziekten door bacteriën genezen 
    - antibiotica maken de celwanden van de bacteriën stuk
    - veel antibiotica zijn gemaakt door schimmels
    - penicilline > een soort antibioticum afkomstig van een schimmel
  • Pijnstiller > helpt tegen de symptomen van een infectieziekte, zoals koorts of pijn
    - genezen de infectieziekte niet, zorgt alleen voor beter gevoel
    - paracetamol en ibuprofen zijn pijnstillers

Slide 9 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
  • Wat? Maken 5.3 – Opdracht 7 t/m 16
  • Hoe? Blz. 112 t/m 116
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 7 t/m 16 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 10 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen wat het effect van koorts is bij de afweer
  • Je kunt uitleggen wat inenten betekent en hoe het werkt

Slide 11 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
Waarvoor krijg je koorts?

  • Koorts > je lichaamstemperatuur komt voor langer
    tijd boven de 38 °C
    - behalve afweerstoffen maken witte bloedcellen ook
    stoffen die ‘de thermostaat’ in je hersenen omhoog draaien
    - bij een hogere temperatuur maken witte bloedcellen
    sneller afweerstoffen
    - koorts helpt je sneller genezen
    - langdurige koorts kan het lichaam schaden; uitdroging en vernietiging van cellen

Slide 12 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
Waarvoor is inenten nodig?

  • Inenten > er worden delen van ziekteverwekkers in je bloed gespoten
    - je witte bloedcellen gaan afweerstoffen tegen de ziekteverwekker maken
    - voorkomt infectieziekten
    - ander woord is vaccinatie
    - zorgt ervoor dat je immuun wordt > niet of minder ziek van ziekteverwekker
    - baby's en kinderen krijgen inentingen tegen gevaarlijke (kinder)ziekten zoals mazelen, kinkhoest, rode hond en meningitis
  • Vaccinatieprogramma > een schema van inentingen die een kind krijgt en op welke leeftijd dat moet

Slide 13 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten

Slide 14 - Tekstslide

5.3 Infectieziekten
  • Wat? Maken 5.3 – Opdracht 17 t/m 26
  • Hoe? Blz. 117 t/m 121
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 17 t/m 26 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 15 - Tekstslide