V6 herhaling literatuur les 4 5 6

voorbereiding op de toets literatuur les 4-7 
Te bestuderen stromingen:
Lumières
Romantisme
Réalisme
Fin de siècle

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

voorbereiding op de toets literatuur les 4-7 
Te bestuderen stromingen:
Lumières
Romantisme
Réalisme
Fin de siècle

Slide 1 - Tekstslide

1. Le siècle des Lumières 
  • de  'Verlichting' begint in 1715 met de dood van Louis XIV
  •  De Verlichting staat voor de 'rede'. 
  • Literatuur had tijdens Classicisme de functie om het imago om de koning te promoten, nu wordt literatuur gebruikt om revolutionaire ideeën te uiten. 
  • Filosofen/schrijvers streven naar: vrijheid van meningsuiting, tolerantie en gelijkheid. 
  •  Wetenschappen nemen grote vlucht: empirisch bewijs. 

Slide 2 - Tekstslide

Quel genre de mouvement représentaient Les Lumières? Quel était le siècle des Lumieres?
A
Un mouvement scientifique du XVIIème siècle
B
Un mouvement littéraire du XVIIIème siècle
C
Un mouvement littéraire du XVIIème siècle
D
Un mouvement scientifique du XVIIIème siècle

Slide 3 - Quizvraag

De l'esprit 
des lois
L'Encyclopédie
Traité sur 
la tolérance
Emile ou l'éducation
Voltaire
Montesquieu
Diderot
Rousseau

Slide 4 - Sleepvraag

Romantisme

Slide 5 - Woordweb

2. Romantische literatuur
geinspireerd door:
- le mal du siècle
gevolg:
 -vluchten in het verleden/toekomst/exotisme/onstuimige natuur
- slechte omstandigheden proletariaat beschreven in lit. (Victor Hugo)

Slide 6 - Tekstslide

4. Kenmerken Romantische literatuur
- strenge versvormen worden losgelaten
- meer poezie in proza 
- veel metaforen
- theater op schrift gezet en niet meer gespeeld
- maatschappelijke thema's 

Slide 7 - Tekstslide


Quelques thèmesdu Romantisme sont: 
Il y a plusieurs réponses possibles
A
l'harmonie
B
les sciences
C
le culte du moi
D
la nostalgie

Slide 8 - Quizvraag

welke schrijver hoort juist NIET thuis in de Franse Romantiek?
A
Victor Hugo
B
Alexandre Dumas
C
Alfred de Musset
D
Pierre Augustin Caron de Beaumarchais

Slide 9 - Quizvraag

Le Réalisme est un mouvement qui se construit en réaction d'un autre mouvement. Lequel ?
A
Le Romantisme
B
Le Naturalisme
C
Le Symbolisme

Slide 10 - Quizvraag

Les questions sociales 
  • Bourgeoisie = middenklasse floreert t.o.v. adel. 
  • De burgerij groeit door onderwijs en industriële revolutie. De keerzijde hiervan is dat er een grote onderklasse ontstaat die in verschrikkelijke omstandigheden moet leven. Denk aan slechte huizen, grote gezinnen in een huis, weinig hygiëne, lange werkdagen.
  • Fabrieksarbeiders worden uitgebuit. Ook moeten veel kinderen vanaf jonge leeftijd helpen in de fabrieken. 
  • Er ontstaat een nieuwe beweging die een eind wil maken aan de klassenmaatschappij. 

Slide 11 - Tekstslide

Le Réalisme 
- Schrijvers gaan zich toeleggen op het gedetailleerd beschrijven van de alledaagse realiteit. 
- Schrijvers richten zich op de middenklasse, dit is een contrast met het Romantisme. Daar waren hoofdpersonages vaak van hoge afkomst. 
- Verteller is alwetend (Madame Bovary) --> hij kan in de hoofden van de personages kijken en weet hoe het verhaal afloopt. 
- De lezer moet zelf een standpunt tegenover de gebeurtenissen bepalen. 
- Realisten gebruiken dit personage om een meer genuanceerde blik op de werkelijkheid te kunnen geven.

Slide 12 - Tekstslide

Les tensions politique 
  • Frans-Duitse oorlog in 1870 maakt eind aan bewind Napoléon III. 
  • 1871: Commune de Paris --> opstand die door het regeringsleger wordt neergeslagen. Veel mensen verliezen hierbij het leven. 

Slide 13 - Tekstslide

Le Naturalisme 
  • Naturalisme is een stroming die de problemen van de maatschappelijke onderklasse beschrijft. 
  • Schrijven wordt wetenschapper die experiment doet. 
  • Personages : sociale en erfelijke achtergrond bepalen wat er gebeurt. 
  • Determinisme --> gedrag van mensen wordt bepaald door hun genen en hun omgeving. 

Slide 14 - Tekstslide

Quel nouveau personnage apparaît dans les romans réalistes ?
A
Le jeune amoureuse
B
Le fourbe valet
C
Le peuple
D
le roi soleil

Slide 15 - Quizvraag

Quelle liste contient des écrivains réalistes ?
A
Victor Hugo, Chateaubriand, Lamartine
B
Baudelaire, Rimbaud, Verlaine
C
Balzac, Maupassant, Flaubert, Zola, Stendhal

Slide 16 - Quizvraag

Quelle nouvelle valeur apparaît au XIXème siècle ?
A
Le bonheur
B
L'argent
C
L'éducation

Slide 17 - Quizvraag

Que savez-vous de la fin du siècle?

Slide 18 - Open vraag

La société
- Veel uitvindingen aan het eind van de XIXe eeuw:
le téléphone; la voiture, le cinéma (Auguste en Louis Lumière)
- uitbreiding van het spoornet
- toegepast gebruik van de stoommachine

Slide 19 - Tekstslide


-Frankrijk heeft veel koloniën in Afrika en Azië
- Frans werd onderwezen en gesproken door de hogeren klassen
- De burgerij was de overheersende klasse. Maar er was angst voor de oprukkende arbeidersklasse  (socialisme)-> 
le catastrophisme -> Fin de siècle
- de normen en waarden voor de vrouw waren erg strenge. Ze moest deugdzaam, gehoorzaam en kerkelijk zijn. De mannen leidden veelal een dubbelleven.l
- De jonge artiesten keerden zich tegen de  alledaagse waarheden. Ze voelden zich "outcasts ". Ze vluchten in symbolisme

Slide 20 - Tekstslide

Le symbolisme
  • Symbolistische dichters gebruiken veel symbolen
  • De dichter moet proberen het 'onzegbare' uit te drukken door middel van metaforen 
  • Geen traditionele symbolen, zoals een duif die voor vrede staat
  • Ze maken hun eigen metaforen: beelden uit de zichtbare wereld, die zij een abstracte betekenis geven.
  • Deze beelden verwijzen vaak naar 'het hogere', de niet-zichtbare werkelijkheid
  • Dus geen alledaagse werkelijkheid

Slide 21 - Tekstslide

La littérature
Belangrijkste schrijvers uit deze periode: 
Charles Baudelaire -> Les Fleurs du Mal
Paul Verlaine -> Fêtes galantes  et Sagesse
Arthur Rimbaud -> Une saison en enfer et Illuminations

Poètes maudits (vervloekte)
Melancholie, zich niet thuisvoelen in deze maatschappij ( spleen) 
gebruik van verdovende middelen

Slide 22 - Tekstslide