Taal - thema 3 - les 10

Ga allemaal naar: lessonup.app
Vul de code (links onderin) in
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ga allemaal naar: lessonup.app
Vul de code (links onderin) in

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welk themawoord past bij deze afbeelding?
timer
0:15
A
Ontglippen
B
Inclusief
C
Expressief
D
Exclusief

Slide 3 - Quizvraag

Sleep het themawoord naar het juiste plaatje
de pook
het dashboard
de contactsleutel

Slide 4 - Sleepvraag

Welk themawoord past bij deze afbeelding?
timer
0:15
A
Negeren
B
Manoeuvreren
C
Ontglippen
D
Hakkelen

Slide 5 - Quizvraag

Welk themawoord past bij deze afbeelding?
timer
0:15
A
Hakkelen
B
Manoeuvreren
C
Ontglippen
D
De pook

Slide 6 - Quizvraag

Welk themawoord past bij deze afbeelding?
timer
0:15
A
De contactsleutel
B
Het stuurwiel
C
Het dashboard
D
De pook

Slide 7 - Quizvraag

Welk themawoord past bij deze afbeelding?
timer
0:15
A
Onderschatten
B
Negeren
C
Ontglippen
D
Overschatten

Slide 8 - Quizvraag

Welk themawoord past bij deze afbeelding?
timer
0:15
A
Hakkelen
B
Manoeuvreren
C
Ontglippen
D
Negeren

Slide 9 - Quizvraag

Welk themawoord past bij deze afbeelding?
timer
0:15
A
De documentaire
B
Het dashboard
C
De pook
D
De knoop doorhakken

Slide 10 - Quizvraag

De kinderen hebben sneeuwballen gegooid.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 11 - Open vraag

Samengestelde zinnen

Slide 12 - Tekstslide

Twee soorten samengestelde zin​nen:
1. hoofdzin + hoofdzin
- in een hoofdzin is de persoonsvorm het eerste of tweede woord
- in een hoofdzin moeten het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar staan
- vaak verbonden met een voegwoord: en, maar, of, want
Mijn broer moet op reis, maar hij wil thuisblijven. 

2.  hoofdzin + bijzin of bijzin + hoofdzin
-  in een bijzin staat de persoonsvorm (bijna) achteraan
- in een bijzin kan er tussen onderwerp en persoonsvorm een ander zinsdeel staan
- vaak met een ander voegwoord: omdat, zodat, doordat, ....
Ik ga naar de eilanden, omdat ik vakantie heb.

Slide 13 - Tekstslide

Voegwoord 
Het voegwoord verbindt  (voegt) twee zinnen.

en, maar, of, want, voordat, totdat, nadat, 
wanneer, zodat, omdat, doordat, opdat

Slide 14 - Tekstslide

De twee zinnen in een samengestelde zin worden meestal verbonden met...
A
een werkwoord
B
een lidwoord
C
een voegwoord
D
een zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
hoofdzin, hoofdzin
B
bijzin, hoofdzin
C
hoofdzin, bijzin
D
bijzin, bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 17 - Quizvraag

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 18 - Quizvraag

Nina leest een boek en Cato is aan het koken.
A
bijzin, hoofdzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het voegwoord?

Wij gaan weg, omdat hij boos is.
A
Wij
B
gaan
C
weg
D
omdat

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voegwoord?

Wil jij linksaf of wil jij rechtsaf?
A
Wil
B
jij
C
of
D
links

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het voegwoord?

Tom merkte niets, totdat de rotswand scheurde.
A
merkte
B
totdat
C
rotswand
D
scheurde

Slide 22 - Quizvraag

Werkwoorden met vaste voorzetsels

  • Wachten op
  • Twijfelen aan
  • Tevreden zijn met
  • Luisteren naar
  • Waarschuwen voor

Slide 23 - Tekstslide

schrikken ...
A
aan
B
op
C
van
D
naar

Slide 24 - Quizvraag

zich interesseren ...
A
naar
B
voor
C
om
D
aan

Slide 25 - Quizvraag

Waar doet dit uitzicht jou .... denken?
A
naar
B
om
C
in
D
aan

Slide 26 - Quizvraag

In Azië eten ze graag sprinkhanen:
 's Lands wijs, 's lands eer!

Slide 27 - Tekstslide

Wat betekent denk je de uitdrukking: 's Lands wijs, 's lands eer!
A
Elk land heeft zijn eigen gewoonten en daar moet je respect voor hebben
B
Een wijs land krijgt vanzelf meer eer.

Slide 28 - Quizvraag

Alle doelen zijn nu herhaald: 
jullie kunnen aan de slag in je werkboek op blz. 48 / 49

Klaar? --> nakijken --> werkboek inleveren

Slide 29 - Tekstslide