3H wk8 23 feb (hh sterke ww, vz 3e en 4e nv)

Dienstag, der 23. Februar 2021
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dienstag, der 23. Februar 2021

Slide 1 - Tekstslide

Doelen voor vandaag
1. Je weet weer (bijna) alles van de e/i en de a/ä wissel bij de sterke ww
2. Je weet weer hoe het werkt bij de voorzetsels met een vaste naamval (3e of 4e)

Slide 2 - Tekstslide

e/i en a/ä wissel: wat weet je nog?
A
het geldt alleen voor du/er/sie/es
B
de uitgangen zijn bijna allemaal regelmatig (esttenten)
C
geben/nehmen/treten wordt gib/nimm/tritt
D
helfen wordt hilf

Slide 3 - Quizvraag

Sterke werkwoorden in het Duits
Sterke werkwoorden met een
-a- of een -e- in de stam
S. 90/91

Slide 4 - Tekstslide

Sterke ww met een a in de stam
Regels:
1. Het is een sterk ww (het vtdw eindigt in het NL op -en, vb gelopen, gezeten, gewassen, etc)
2. ALLEEN bij du, er/sie/es verandert de klinker, de andere personen zijn regelmatig (esttenten)
3. ALLEEN bij du, er/sie/es komt er een Umlaut op de a
dus: ich fahre, du fährst, er läuft, sie säuft, wir laufen, ihr fahrt, sie/Sie saufen 

Slide 5 - Tekstslide

Paar oefen vragen
1. Ich (fahren) _______ jeden Tag in die Schule.
2. Du (saufen) ____________ viel zu viel Bier!
3. Mein Vater (laufen) ___________ dieses Jahr die Vierdaagse.
4. Du (lassen) __________ immer die Tür offen!
5. Ihr (schlafen) __________ immer so lange am Samstag.


Slide 6 - Tekstslide

Sterke ww met een e in de stam
Regels:
1. Het is een sterk ww (het vtdw eindigt in het NL op -en, vb gelopen, gezeten, gewassen, etc)

2. ALLEEN bij du, er/sie/es verandert de klinker, de andere personen zijn regelmatig (esttenten)

3. korte e: wordt i --> er hilft (helfen)

4. lange e: wordt ie --> du empfiehlst (empfehlen)
NIET bij gehen, stehen en bewegen: daar blijft het een e (du stehst, er bewegt)
NIET bij geben, nehmen, treten: daar wordt het een i (du gibst, er nimmt (!), du trittst

Slide 7 - Tekstslide

Paar oefen vragen
1. Er (nehmen) _________________ eine Tasse Kaffee.

2. Sein Vater (graben) ________________ eine Grube im Garten für ein Schwimmbad.

3. Ich (verstehen) ____________ kein Wort, (verstehen) __________ du es?

4. Der Sänger (auftreten) _________________ heute im Park.

5. Ihr (benehmen) ______________ euch wirklich sonderlich.


Slide 8 - Tekstslide

Voorzetsels
3e naamval
4e naamval

Slide 9 - Tekstslide

sleep het voorzetsel naar de juiste naamval 
4e naamval
3e naamval

aus

durch

für

bei

mit

gegen

zu

ohne
 
um

von

nach

Slide 10 - Sleepvraag

Paar oefen zinnen
1. Was hast du gegen dies _____________ Vorschlag (m)?

2. Habt ihr das von euer _______________ Freund (m) gehört?

3. Drei Tage nach unser ____________________Abreise (v) wurde er krank.

4. Ich werde noch mit d__________Lehrer (m) darüber sprechen.
5. Bei mein_____ Großeltern (mv) ist es immer gemütlich.

Slide 11 - Tekstslide

Oefentoetsje voor de vakantie
1. Slechts 8 hebben hem gemaakt. Fijn voor degenen die het hebben gemaakt, het SO en het PW zien er uit zoals in het oefentoetsje.
2. Morgen laatste mogelijkheid om vragen te stellen over de grammatica!

Slide 12 - Tekstslide

Dus SO vr 26 feb (a.s. vrijdag!)
PW vr 5 mrt (incl. woordjes D/F en G)
lernen: Wörter A und B Kapitel 3 (S. 114)
Grammatik: e/i wissel, a/ä (S. 118/S. 155)
Grammatik: voorzetsels met 3e en met 4e nv (S. 119 /S. 159 #13, S. 160 #14, S. 161 #15)

Je mag bij het SO je boek erbij gebruiken, je hebt 30 min. voor 30 zinnen, dus leer het goed!
Extra opdrachten staan op its onder bronnen/grammatica/extra oefeningen 

Slide 13 - Tekstslide

Hausaufgaben
lernen: 
- Wörter A und B Kapitel 3 (S. 114)
- Grammatik: e/i wissel, a/ä (S. 118/S. 155)
- Grammatik: voorzetsels met 3e en met 4e nv (S. 119 /S. 159 #13, S. 160 #14, S. 161 #15)

Machen: 
- maak de opdrachten die je voor K3 moet maken (in je boek of op Trabitour)
Extra oefenen? Bij de bronnen/grammatica/extra opdrachten staan nog extra opdrachten

Slide 14 - Tekstslide